Huren (huren) - Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT), conditionele wijs (Conditionele Tegenwoordige Tijd , conditionele wijs)

 Huren (huren) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Huren - Vervoeging van Huren in het Nederlands: Vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd, voorwaardelijke wijs tegenwoordige tijd (Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT), conditionele wijs).

Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT), conditionele wijs (Conditionele Tegenwoordige Tijd , conditionele wijs)

Alle vervoegingen en tijden: Huren (huren) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Lesprogramma: Nederlandse les - Huisvesting en accommodatie (Huisvesting en accommodatie)

Verbuiging van huren in de voorwaardelijke tegenwoordige tijd (CTT)

Nederlands Nederlands
ik zou huren ik zou huren
jij zou huren jij zou huren
hij/zij/het zou huren hij/zij/het zou huren
wij zouden huren wij zouden huren
jullie zouden huren jullie zouden huren
zij zouden huren zij zouden huren

Voorbeeldzinnen

Nederlands Nederlands
Ik zou een appartement huren in deze buurt. Ik zou een appartement huren in deze buurt.
Jij zou het huurcontract eerst goed moeten lezen. Jij zou het huurcontract eerst goed moeten lezen.
Hij zou de servicekosten willen weten voor het huren. Hij zou de servicekosten willen weten voor het huren.
Wij zouden liever een gemeubileerd appartement huren. Wij zouden liever een gemeubileerd appartement huren.
Jullie zouden met de makelaar het huurcontract ondertekenen. Jullie zouden met de makelaar het huurcontract ondertekenen.
Zij zouden de huur betalen zodra het contract klaar is. Zij zouden de huur betalen zodra het contract klaar is.

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies de juiste vorm.

Toon vertaling Toon antwoorden

zij, jullie, huren, zouden, jij, wij, hij, zou, het, ik

1.
... ... liever een gemeubileerd appartement ....
(Wij zouden liever een gemeubileerd appartement huren.)
2.
... ... de huur betalen zodra het contract klaar is.
(Zij zouden de huur betalen zodra het contract klaar is.)
3.
... ... met de makelaar het huurcontract ondertekenen.
(Jullie zouden met de makelaar het huurcontract ondertekenen.)
4.
... ... een appartement ... in deze buurt.
(Ik zou een appartement huren in deze buurt.)
5.
... ... de servicekosten willen weten voor ... ....
(Hij zou de servicekosten willen weten voor het huren.)
6.
... ... het huurcontract eerst goed moeten lezen.
(Jij zou het huurcontract eerst goed moeten lezen.)