Inpakken (inpakken) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vervoeging van inpakken (inpakken) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

 Inpakken (inpakken) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Niveau: A2

Module 1: Reizen: op avontuur! (Reizen: op avontuur!)

Les 2: Je bagage pakken (Je bagage pakken)

Infinitief Voltooid deelwoord
Inpakken (Inpakken) Ingepakt (Ingepakt)

Werkwoordsvormen

Aantonende wijs

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT) 

Nederlands Nederlands
(ik) pak in (ik) pak in
(jij) pakt in / pak jij in (jij) pakt in / pak jij in
(hij/zij/het) pakt in (hij/zij/het) pakt in
(wij) pakken in (wij) pakken in
(jullie) pakken in (jullie) pakken in
(zij) pakken in (zij) pakken in

Onvoltooid verleden tijd (OVT) 

Nederlands Nederlands
(ik) pakte in (ik) pakte in
(jij) pakte in / pakte in (jij) pakte in / pakte in
(hij/zij/het) pakte in (hij/zij/het) pakte in
(wij) pakten in (wij) pakten in
(jullie) pakten in (jullie) pakten in
(zij) pakten in (zij) pakten in

Voltooid tegenwoordige tijd (VTT) 

Nederlands Nederlands
ik heb ingepakt ik heb ingepakt
jij hebt ingepakt / heb je ingepakt jij hebt ingepakt / heb je ingepakt
hij/zij/het heeft ingepakt hij/zij/het heeft ingepakt
wij hebben ingepakt wij hebben ingepakt
jullie hebben ingepakt jullie hebben ingepakt
zij hebben ingepakt zij hebben ingepakt

Voltooid verleden tijd (VVT) 

Nederlands Nederlands
(ik) heb ingepakt (ik) heb ingepakt
(jij) hebt ingepakt / hebt ingepakt (jij) hebt ingepakt / hebt ingepakt
(hij/zij/het) heeft ingepakt (hij/zij/het) heeft ingepakt
(wij) hebben ingepakt (wij) hebben ingepakt
(jullie) hebben ingepakt (jullie) hebben ingepakt
(zij) hebben ingepakt (zij) hebben ingepakt

Onvoltooid toekomende tijd (OTTk) 

Nederlands Nederlands
(ik) zal inpakken (ik) zal inpakken
(jij) zal inpakken / zult inpakken (jij) zal inpakken / zult inpakken
(hij/zij/het) zal inpakken (hij/zij/het) zal inpakken
(wij) zullen inpakken (wij) zullen inpakken
(jullie) zullen inpakken (jullie) zullen inpakken
(zij) zullen inpakken (zij) zullen inpakken

Voltooid toekomende tijd (VTTk) 

Nederlands Nederlands
(ik) zal ingepakt hebben (ik) zal ingepakt hebben
(jij) zal ingepakt hebben / zul ingepakt hebben (jij) zal ingepakt hebben / zul ingepakt hebben
(hij/zij/het) zal ingepakt hebben (hij/zij/het) zal ingepakt hebben
(wij) zullen ingepakt hebben (wij) zullen ingepakt hebben
(jullie) zullen ingepakt hebben (jullie) zullen ingepakt hebben
(zij) zullen ingepakt hebben (zij) zullen ingepakt hebben
Conditionele wijs

Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT) 

Nederlands Nederlands
ik zou inpakken ik zou inpakken
jij zou inpakken jij zou inpakken
hij/zij/het zou inpakken hij/zij/het zou inpakken
wij zouden inpakken wij zouden inpakken
jullie zouden inpakken jullie zouden inpakken
zij zouden inpakken zij zouden inpakken

Conditionele Verleden Tijd (CVT) 

Nederlands Nederlands
ik zou ingepakt hebben ik zou ingepakt hebben
jij zou ingepakt hebben / zou ingepakt hebben jij zou ingepakt hebben / zou ingepakt hebben
(hij/zij/het) hij zou ingepakt hebben / zij zou ingepakt hebben / het zou ingepakt hebben (hij/zij/het) hij zou ingepakt hebben / zij zou ingepakt hebben / het zou ingepakt hebben
wij zouden ingepakt hebben wij zouden ingepakt hebben
jullie zouden ingepakt hebben jullie zouden ingepakt hebben
zij zouden ingepakt hebben zij zouden ingepakt hebben
Imperatief (gebiedende wijs)

Gebiedende wijs 

Nederlands Nederlands
Pak in! Pak in!