Ontdekken (ontdekken) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vervoeging van ontdekken (ontdekken) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

 Ontdekken (ontdekken) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Niveau: A2

Module 1: Reizen: op avontuur! (Reizen: op avontuur!)

Les 7: Als toerist in de stad (Als toerist in de stad)

Infinitief Voltooid deelwoord
Ontdekken (Ontdekken) Ontdekt (Ontdekt)

Werkwoordsvormen

Aantonende wijs

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT) 

Nederlands Nederlands
(ik) ontdek (ik) ontdek
(jij) ontdekt/ontdek (jij) ontdekt/ontdek
(hij/zij/het) ontdekt (hij/zij/het) ontdekt
(wij) ontdekken (wij) ontdekken
(jullie) ontdekken (jullie) ontdekken
(zij) ontdekken (zij) ontdekken

Onvoltooid verleden tijd (OVT) 

Nederlands Nederlands
(ik) ontdekte (ik) ontdekte
(jij) ontdekte/ontdekt (jij) ontdekte/ontdekt
(hij/zij/het) ontdekte (hij/zij/het) ontdekte
(wij) ontdekten (wij) ontdekten
(jullie) ontdekten (jullie) ontdekten
(zij) ontdekten (zij) ontdekten

Voltooid tegenwoordige tijd (VTT) 

Nederlands Nederlands
(ik) heb ontdekt (ik) heb ontdekt
(jij) hebt ontdekt/hebt ontdekt (jij) hebt ontdekt/hebt ontdekt
(hij/zij/het) heeft ontdekt (hij/zij/het) heeft ontdekt
(wij) hebben ontdekt (wij) hebben ontdekt
(jullie) hebben ontdekt (jullie) hebben ontdekt
(zij) hebben ontdekt (zij) hebben ontdekt

Voltooid verleden tijd (VVT) 

Nederlands Nederlands
ik had ontdekt ik had ontdekt
jij had ontdekt / had jij ontdekt? jij had ontdekt / had jij ontdekt?
hij/zij/het had ontdekt hij/zij/het had ontdekt
wij hadden ontdekt wij hadden ontdekt
jullie hadden ontdekt jullie hadden ontdekt
zij hadden ontdekt zij hadden ontdekt

Onvoltooid toekomende tijd (OTTk) 

Nederlands Nederlands
(ik) zal hebben ontdekt / zal ontdekt hebben (ik) zal hebben ontdekt / zal ontdekt hebben
(jij) zal hebben ontdekt / zal ontdekt hebben (jij) zal hebben ontdekt / zal ontdekt hebben
(hij/zij/het) zal hebben ontdekt / zal ontdekt hebben (hij/zij/het) zal hebben ontdekt / zal ontdekt hebben
(wij) zullen hebben ontdekt / zullen ontdekt hebben (wij) zullen hebben ontdekt / zullen ontdekt hebben
(jullie) zullen hebben ontdekt / zullen ontdekt hebben (jullie) zullen hebben ontdekt / zullen ontdekt hebben
(zij) zullen hebben ontdekt / zullen ontdekt hebben (zij) zullen hebben ontdekt / zullen ontdekt hebben

Voltooid toekomende tijd (VTTk) 

Nederlands Nederlands
(ik) zal hebben ontdekt (ik) zal hebben ontdekt
(jij) zal hebben ontdekt / zult hebben ontdekt (jij) zal hebben ontdekt / zult hebben ontdekt
(hij/zij/het) zal hebben ontdekt (hij/zij/het) zal hebben ontdekt
(wij) zullen hebben ontdekt (wij) zullen hebben ontdekt
(jullie) zullen hebben ontdekt (jullie) zullen hebben ontdekt
(zij) zullen hebben ontdekt (zij) zullen hebben ontdekt
Conditionele wijs

Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT) 

Nederlands Nederlands
(ik) zou hebben ontdekt (ik) zou hebben ontdekt
(jij) zou hebben ontdekt (jij) zou hebben ontdekt
(hij/zij/het) zou hebben ontdekt (hij/zij/het) zou hebben ontdekt
(wij) zouden hebben ontdekt (wij) zouden hebben ontdekt
(jullie) zouden hebben ontdekt (jullie) zouden hebben ontdekt
(zij) zouden hebben ontdekt (zij) zouden hebben ontdekt

Conditionele Verleden Tijd (CVT) 

Nederlands Nederlands
ik zou ontdekt hebben ik zou ontdekt hebben
jij zou ontdekt hebben jij zou ontdekt hebben
hij/zij/het zou ontdekt hebben hij/zij/het zou ontdekt hebben
wij zouden ontdekt hebben wij zouden ontdekt hebben
jullie zouden ontdekt hebben jullie zouden ontdekt hebben
zij zouden ontdekt hebben zij zouden ontdekt hebben
Imperatief (gebiedende wijs)

Gebiedende wijs 

Nederlands Nederlands
Ontdek! Ontdek!