Pakken (pakken) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vervoeging van pakken (pakken) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

 Pakken (pakken) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Niveau: A2

Module 2: Maatschappij en overheid (Maatschappij en overheid)

Les 9: Papierwerk en bureaucratie (Papierwerk en bureaucratie)

Infinitief Voltooid deelwoord
Pakken (Pakken) Gepakt (Gepakt)

Werkwoordsvormen

Aantonende wijs

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT) 

Nederlands Nederlands
(ik) pak (ik) pak
(jij) pakt / pak (jij) pakt / pak
(hij/zij/het) pakt (hij/zij/het) pakt
(wij) pakken (wij) pakken
(jullie) pakken (jullie) pakken
(zij) pakken (zij) pakken

Onvoltooid verleden tijd (OVT) 

Nederlands Nederlands
(ik) pakte (ik) pakte
(jij) pakte/pakte (jij) pakte/pakte
(hij/zij/het) pakte (hij/zij/het) pakte
(wij) pakten (wij) pakten
(jullie) pakten (jullie) pakten
(zij) pakten (zij) pakten

Voltooid tegenwoordige tijd (VTT) 

Nederlands Nederlands
(ik) heb gepakt (ik) heb gepakt
(jij) hebt gepakt / hebt gepakt (jij) hebt gepakt / hebt gepakt
(hij/zij/het) heeft gepakt (hij/zij/het) heeft gepakt
(wij) hebben gepakt (wij) hebben gepakt
(jullie) hebben gepakt (jullie) hebben gepakt
(zij) hebben gepakt (zij) hebben gepakt

Voltooid verleden tijd (VVT) 

Nederlands Nederlands
(ik) heb gepakt (ik) heb gepakt
(jij) hebt gepakt / hebt gepakt (jij) hebt gepakt / hebt gepakt
(hij/zij/het) heeft gepakt (hij/zij/het) heeft gepakt
(wij) hebben gepakt (wij) hebben gepakt
(jullie) hebben gepakt (jullie) hebben gepakt
(zij) hebben gepakt (zij) hebben gepakt

Onvoltooid toekomende tijd (OTTk) 

Nederlands Nederlands
(ik) zal pakken (ik) zal pakken
(jij) zal pakken / zul pakken (jij) zal pakken / zul pakken
(hij/zij/het) zal pakken (hij/zij/het) zal pakken
(wij) zullen pakken (wij) zullen pakken
(jullie) zullen pakken (jullie) zullen pakken
(zij) zullen pakken (zij) zullen pakken

Voltooid toekomende tijd (VTTk) 

Nederlands Nederlands
(ik) zal hebben gepakt (ik) zal hebben gepakt
(jij) zal/zult hebben gepakt (jij) zal/zult hebben gepakt
(hij/zij/het) zal hebben gepakt (hij/zij/het) zal hebben gepakt
(wij) zullen hebben gepakt (wij) zullen hebben gepakt
(jullie) zullen hebben gepakt (jullie) zullen hebben gepakt
(zij) zullen hebben gepakt (zij) zullen hebben gepakt
Conditionele wijs

Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT) 

Nederlands Nederlands
(ik) zou pakken (ik) zou pakken
(jij) zou pakken (jij) zou pakken
(hij/zij/het) zou pakken (hij/zij/het) zou pakken
(wij) zouden pakken (wij) zouden pakken
(jullie) zouden pakken (jullie) zouden pakken
(zij) zouden pakken (zij) zouden pakken

Conditionele Verleden Tijd (CVT) 

Nederlands Nederlands
ik zou gepakt hebben ik zou gepakt hebben
jij zou gepakt hebben / zou je gepakt hebben jij zou gepakt hebben / zou je gepakt hebben
(hij/zij/het) hij zou gepakt hebben / zij zou gepakt hebben / het zou gepakt hebben (hij/zij/het) hij zou gepakt hebben / zij zou gepakt hebben / het zou gepakt hebben
wij zouden gepakt hebben wij zouden gepakt hebben
jullie zouden gepakt hebben jullie zouden gepakt hebben
zij zouden gepakt hebben zij zouden gepakt hebben
Imperatief (gebiedende wijs)

Gebiedende wijs 

Nederlands Nederlands
Pak! Pak!