Schenken (schenken) - Onvoltooid toekomende tijd (OTTk), aantonende wijs (Onvoltooid toekomende tijd , aantonende wijs)

 Schenken (schenken) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Schenken - Verbuiging van schenken in het Nederlands: vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de voltooide toekomende tijd, bedrijvende wijs (Onvoltooid toekomende tijd (OTTk), aantonende wijs).

Onvoltooid toekomende tijd (OTTk), aantonende wijs (Onvoltooid toekomende tijd , aantonende wijs)

Alle vervoegingen en tijden: Schenken (schenken) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Lesprogramma: Nederlandse les - Vrienden bezoeken (Vrienden bezoeken)

Vervoeging van schenken in de onvoltooid toekomende tijd (ottk)

Nederlands Nederlands
(ik) zal schenken (ik) zal schenken
(jij) zult schenken / zal schenken (jij) zult schenken / zal schenken
(hij/zij/het) zal schenken (hij/zij/het) zal schenken
(wij) zullen schenken (wij) zullen schenken
(jullie) zullen schenken (jullie) zullen schenken
(zij) zullen schenken (zij) zullen schenken

Voorbeeldzinnen

Nederlands Nederlands
Ik zal de borrel schenken bij het feestje. Ik zal de borrel schenken bij het feestje.
Zult jij de vriend een glas schenken straks? Zult jij de vriend een glas schenken straks?
Hij zal de vriendin bloemen schenken morgen. Hij zal de vriendin bloemen schenken morgen.
Wij zullen het diner wijn schenken aan iedereen. Wij zullen het diner wijn schenken aan iedereen.
Jullie zullen het bordspel starten en drinken schenken. Jullie zullen het bordspel starten en drinken schenken.
Zij zullen tijdens de spelletjesavond drankjes schenken. Zij zullen tijdens de spelletjesavond drankjes schenken.

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies de juiste vorm.

Toon vertaling Toon antwoorden

zullen, zal, schenken, zult

1.
Jullie ... het bordspel starten en drinken ....
(Jullie zullen het bordspel starten en drinken schenken.)
2.
Ik ... de borrel ... bij het feestje.
(Ik zal de borrel schenken bij het feestje.)
3.
... jij de vriend een glas ... straks?
(Zult jij de vriend een glas schenken straks?)
4.
Wij ... het diner wijn ... aan iedereen.
(Wij zullen het diner wijn schenken aan iedereen.)
5.
Hij ... de vriendin bloemen ... morgen.
(Hij zal de vriendin bloemen schenken morgen.)
6.
Zij ... tijdens de spelletjesavond drankjes ....
(Zij zullen tijdens de spelletjesavond drankjes schenken.)