Vullen (vullen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vervoeging van vullen (vullen) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

 Vullen (vullen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Niveau: A2

Module 1: Reizen: op avontuur! (Reizen: op avontuur!)

Les 2: Je bagage pakken (Je bagage pakken)

Infinitief Voltooid deelwoord
Vullen (Vullen) Gevuld (Gevuld)

Werkwoordsvormen

Aantonende wijs

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT) 

Nederlands Nederlands
(ik) vul (ik) vul
(jij) vult / vul (jij) vult / vul
(hij/zij/het) vult (hij/zij/het) vult
(wij) vullen (wij) vullen
(jullie) vullen (jullie) vullen
(zij) vullen (zij) vullen

Onvoltooid verleden tijd (OVT) 

Nederlands Nederlands
(ik) vulde (ik) vulde
(jij) vulde/vuldde (jij) vulde/vuldde
(hij/zij/het) vulde (hij/zij/het) vulde
(wij) vulden (wij) vulden
(jullie) vulden (jullie) vulden
(zij) vulden (zij) vulden

Voltooid tegenwoordige tijd (VTT) 

Nederlands Nederlands
ik heb gevuld ik heb gevuld
jij hebt gevuld / heb jij gevuld jij hebt gevuld / heb jij gevuld
hij/zij/het heeft gevuld hij/zij/het heeft gevuld
wij hebben gevuld wij hebben gevuld
jullie hebben gevuld jullie hebben gevuld
zij hebben gevuld zij hebben gevuld

Voltooid verleden tijd (VVT) 

Nederlands Nederlands
(ik) heb gevuld (ik) heb gevuld
(jij) hebt gevuld / hebt gevuld? (jij) hebt gevuld / hebt gevuld?
(hij/zij/het) heeft gevuld (hij/zij/het) heeft gevuld
(wij) hebben gevuld (wij) hebben gevuld
(jullie) hebben gevuld (jullie) hebben gevuld
(zij) hebben gevuld (zij) hebben gevuld

Onvoltooid toekomende tijd (OTTk) 

Nederlands Nederlands
(ik) zal vullen / zal gaan vullen (ik) zal vullen / zal gaan vullen
(jij) zal vullen / zal gaan vullen (jij) zal vullen / zal gaan vullen
(hij/zij/het) zal vullen / zal gaan vullen (hij/zij/het) zal vullen / zal gaan vullen
(wij) zullen vullen / zullen gaan vullen (wij) zullen vullen / zullen gaan vullen
(jullie) zullen vullen / zullen gaan vullen (jullie) zullen vullen / zullen gaan vullen
(zij) zullen vullen / zullen gaan vullen (zij) zullen vullen / zullen gaan vullen

Voltooid toekomende tijd (VTTk) 

Nederlands Nederlands
(ik) zal hebben gevuld (ik) zal hebben gevuld
(jij) zal/zult hebben gevuld (jij) zal/zult hebben gevuld
(hij/zij/het) zal hebben gevuld (hij/zij/het) zal hebben gevuld
(wij) zullen hebben gevuld (wij) zullen hebben gevuld
(jullie) zullen hebben gevuld (jullie) zullen hebben gevuld
(zij) zullen hebben gevuld (zij) zullen hebben gevuld
Conditionele wijs

Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT) 

Nederlands Nederlands
(ik) conditionele_tegenwoordige_tijd (compound) (ik) conditionele_tegenwoordige_tijd (compound)
(jij) ik zou vullen (jij) ik zou vullen
(hij/zij/het) jij zou vullen / zou jij vullen (hij/zij/het) jij zou vullen / zou jij vullen
(wij) hij/zij/het zou vullen (wij) hij/zij/het zou vullen
(jullie) wij zouden vullen (jullie) wij zouden vullen
(zij) jullie zouden vullen (zij) jullie zouden vullen

Conditionele Verleden Tijd (CVT) 

Nederlands Nederlands
ik zou gevuld hebben ik zou gevuld hebben
jij zou gevuld hebben / zou je gevuld hebben jij zou gevuld hebben / zou je gevuld hebben
(hij/zij/het) hij zou gevuld hebben (hij/zij/het) hij zou gevuld hebben
wij zouden gevuld hebben wij zouden gevuld hebben
jullie zouden gevuld hebben jullie zouden gevuld hebben
zij zouden gevuld hebben zij zouden gevuld hebben
Imperatief (gebiedende wijs)

Gebiedende wijs 

Nederlands Nederlands
Vul! Vul!