Zich amuseren (zich amuseren) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen
Delen
Gekopieerd!
Vervoeging van zich amuseren (zich amuseren) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.
Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:
Niveau:
A2
Module 4:
Levensstijl
(Levensstijl)
Les 23:
Hobbylessen
(Hobbylessen)
Infinitief |
Voltooid deelwoord |
Zich amuseren (Zich amuseren) |
Zich geamuseerd (Zich geamuseerd) |
Werkwoordsvormen
Aantonende wijs |
Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
(ik) amuseer me |
(ik) amuseer me |
(jij) amuseert je / amuseer jij je |
(jij) amuseert je / amuseer jij je |
(hij/zij/het) amuseert zich |
(hij/zij/het) amuseert zich |
(wij) amuseren ons |
(wij) amuseren ons |
(jullie) amuseren je / amuseren jullie |
(jullie) amuseren je / amuseren jullie |
(zij) amuseren zich |
(zij) amuseren zich |
|
Onvoltooid verleden tijd (OVT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
(ik) amuseerde me |
(ik) amuseerde me |
(jij) amuseerde je / amuseerde u |
(jij) amuseerde je / amuseerde u |
(hij/zij/het) amuseerde zich |
(hij/zij/het) amuseerde zich |
(wij) amuseerden ons |
(wij) amuseerden ons |
(jullie) amuseerden je / amuseerden u |
(jullie) amuseerden je / amuseerden u |
(zij) amuseerden zich |
(zij) amuseerden zich |
|
Voltooid tegenwoordige tijd (VTT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
(ik) heb me geamuseerd |
(ik) heb me geamuseerd |
(jij) hebt je geamuseerd / hebt u geamuseerd |
(jij) hebt je geamuseerd / hebt u geamuseerd |
(hij/zij/het) heeft zich geamuseerd |
(hij/zij/het) heeft zich geamuseerd |
(wij) hebben ons geamuseerd |
(wij) hebben ons geamuseerd |
(jullie) hebben je geamuseerd |
(jullie) hebben je geamuseerd |
(zij) hebben zich geamuseerd |
(zij) hebben zich geamuseerd |
|
Voltooid verleden tijd (VVT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
(ik) heb mij geamuseerd |
(ik) heb mij geamuseerd |
(jij) heb jij je geamuseerd / hebt jij je geamuseerd |
(jij) heb jij je geamuseerd / hebt jij je geamuseerd |
(hij/zij/het) heeft zich geamuseerd |
(hij/zij/het) heeft zich geamuseerd |
(wij) hebben ons geamuseerd |
(wij) hebben ons geamuseerd |
(jullie) hebben je geamuseerd |
(jullie) hebben je geamuseerd |
(zij) hebben zich geamuseerd |
(zij) hebben zich geamuseerd |
|
Onvoltooid toekomende tijd (OTTk)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
ik zal me amuseren |
ik zal me amuseren |
jij zal je amuseren / zul je je amuseren |
jij zal je amuseren / zul je je amuseren |
hij/zij/het zal zich amuseren |
hij/zij/het zal zich amuseren |
wij zullen ons amuseren |
wij zullen ons amuseren |
jullie zullen je amuseren |
jullie zullen je amuseren |
zij zullen zich amuseren |
zij zullen zich amuseren |
|
Voltooid toekomende tijd (VTTk)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
(ik) zal me geamuseerd hebben |
(ik) zal me geamuseerd hebben |
(jij) zal je geamuseerd hebben / zul je je geamuseerd hebben |
(jij) zal je geamuseerd hebben / zul je je geamuseerd hebben |
(hij/zij/het) zal zich geamuseerd hebben |
(hij/zij/het) zal zich geamuseerd hebben |
(wij) zullen ons geamuseerd hebben |
(wij) zullen ons geamuseerd hebben |
(jullie) zullen je geamuseerd hebben / zullen je je geamuseerd hebben |
(jullie) zullen je geamuseerd hebben / zullen je je geamuseerd hebben |
(zij) zullen zich geamuseerd hebben |
(zij) zullen zich geamuseerd hebben |
|
Conditionele wijs |
Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
(ik) zou me amuseren |
(ik) zou me amuseren |
(jij) zou je amuseren |
(jij) zou je amuseren |
(hij/zij/het) zou zich amuseren |
(hij/zij/het) zou zich amuseren |
(wij) zouden ons amuseren |
(wij) zouden ons amuseren |
(jullie) zouden je amuseren |
(jullie) zouden je amuseren |
(zij) zouden zich amuseren |
(zij) zouden zich amuseren |
|
Conditionele Verleden Tijd (CVT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
ik zou mij geamuseerd hebben |
ik zou mij geamuseerd hebben |
jij zou je geamuseerd hebben |
jij zou je geamuseerd hebben |
hij/zij/het zou zich geamuseerd hebben |
hij/zij/het zou zich geamuseerd hebben |
wij zouden ons geamuseerd hebben |
wij zouden ons geamuseerd hebben |
jullie zouden je geamuseerd hebben |
jullie zouden je geamuseerd hebben |
zij zouden zich geamuseerd hebben |
zij zouden zich geamuseerd hebben |
|
Imperatief (gebiedende wijs) |
Gebiedende wijs
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
Amuseer je! |
Amuseer je! |
|