Deze les behandelt het gebruik en de vorming van passieve zinnen in het Nederlands. Met nadruk op het gebruik van het hulpwerkwoord 'worden' en 'zijn' in combinatie met voltooid deelwoorden in verschillende werkwoordstijden. Ideaal voor A2 niveau studenten om passieve vormen beter te begrijpen en toe te passen.
- Een passieve zin heeft vaak geen onderwerp.
- Een passieve zin bevat altijd een vorm van het hulpwerkwoord 'worden'of 'zijn'en een voltooid deelwoord.
- In een passieve zin wordt de handelende persoon weergegeven met 'door', die meestal kan worden weggelaten.
Werkwoordstijd (Werkwoordstijd) | Actief (Actief) | Passief (Passief) |
---|---|---|
onvoltooid tegenwoordige tijd (onvoltooid tegenwoordige tijd) | Jan start het videogesprek. (Jan start het videogesprek.) | Het videogesprek wordt gestart (door Jan). (Het videogesprek wordt gestart (door Jan).) |
onvoltooid verleden tijd (onvoltooid verleden tijd) | Hij gebruikte zijn computer nauwelijks. (Hij gebruikte zijn computer nauwelijks.) | Zijn computer werd nauwelijks gebruikt (door hem). (Zijn computer werd nauwelijks gebruikt (door hem).) |
voltooid tegenwoordige tijd (voltooid tegenwoordige tijd) | Anna heeft het videogesprek afgebroken. (Anna heeft het videogesprek afgebroken.) | Het videogesprek is afgebroken (door Anna). (Het videogesprek is afgebroken (door Anna).) |
voltooid verleden tijd (voltooid verleden tijd) | Ik had het gesprek gestart. (Ik had het gesprek gestart.) | Het gesprek was gestart (door mij). (Het gesprek was gestart (door mij).) |
Oefening 1: Passieve zinnen
Instructie: Vul het juiste woord in.
is, werd, wordt, was
Oefening 2: Meerkeuze
Instructie: Kies de correcte passieve zin. Let op of de zin de juiste passieve vorm heeft met hulpwerkwoord 'worden' of 'zijn' en een voltooid deelwoord, en of de zin grammaticaal correct is.