- Deze voorzetsels drukken een plaats of richting uit.
Voorzetsel (Voorzetsel) | Betekenis (Betekenis) | Voorbeeld (Voorbeeld) |
---|---|---|
binnen | In of binnenin iets (In of binnenin iets) | Ik ben binnen in het winkelcentrum. (Ik ben binnen in het winkelcentrum.) |
rond | Om iets heen (Om iets heen) | We lopen rond het winkelcentrum. (We lopen rond het winkelcentrum.) |
rondom | Synoniem voor 'rond' (Synoniem voor 'rond') | De winkels zijn rondom het park. (De winkels zijn rondom het park.) |
tegen | Aanliggend of contact (Aanliggend of contact) | Hij staat tegen de muur van de bakkerij. (Hij staat tegen de muur van de bakkerij.) |
vanuit | Vanaf een plek van vertrek (Vanaf een plek van vertrek) | Ik kom vanuit de stad. (Ik kom vanuit de stad.) |
via | Langs een tussenstop of route (Langs een tussenstop of route) | We reizen via Amsterdam naar Parijs. (We reizen via Amsterdam naar Parijs.) |
Oefening 1: Voorzetsels binnen, rond, tegen, vanuit
Instructie: Vul het juiste woord in.
Binnen, rond, tegen, via, vanuit, Rondom
1.
... het winkelcentrum zijn er nog veel andere winkels.
(Rondom het winkelcentrum zijn er nog veel andere winkels.)
2.
Je kunt ... de hoofdingang binnen in het winkelcentrum.
(Je kunt via de hoofdingang binnen in het winkelcentrum.)
3.
De man leunt ... de muur van het kapsalon.
(De man leunt tegen de muur van het kapsalon.)
4.
Ik rijd met de fiets ... de stad naar de kledingzaak.
(Ik rijd met de fiets vanuit de stad naar de kledingzaak.)
5.
... in het winkelcentrum is er een cadeauwinkel.
(Binnen in het winkelcentrum is er een cadeauwinkel.)
6.
De klant loopt ... het plein en zoekt een bakkerij.
(De klant loopt rond het plein en zoekt een bakkerij.)
Oefening 2: Meerkeuze
Instructie: Choose the correct sentence with the correct preposition for place or direction.
1.
'Tegen' betekent dat je ergens tegenaan staat, niet dat je eromheen loopt.
'Binnen' betekent dat je je binnenin iets bevindt, niet eromheen loopt.
2.
'Tegen' betekent dat iets aanligt of contact maakt, niet het vertrekpunt.
'Rond' betekent om iets heen, niet een vertrekpunt.
3.
'Tegen' betekent dat iets direct aan iets anders grenst, maar de supermarkt is meestal in het centrum.
'Vanuit' geeft het vertrekpunt aan, niet de locatie.
4.
'Binnen' betekent binnenin, maar bank en apotheek zijn aparte gebouwen.
'Vanuit' geeft een vertrekpunt aan, geen locatie naast iets anders.