Leer hoe je Nederlandse vraagzinnen vormt met de juiste woordvolgorde, zowel met als zonder vraagwoord. Begrijp de plaats van het vraagwoord, de persoonsvorm en het onderwerp voor correcte vragen. Bijvoorbeeld: 'Heeft de manager vandaag de vacature bekeken?' en 'Wanneer heeft de manager de vacature bekeken?'. Ontdek de regels en verschil met andere talen om beter te communiceren.
- Het vraagwoord staat altijd op de eerste plaats.
- De persoonsvorm volgt direct na het vraagwoord in vragende zinnen met een vraagwoord.
- De andere zinsdelen blijven in hun normale volgorde na persoonsvorm.
Woordvolgorde (Woordvolgorde) | Voorbeeld (Voorbeeld) | |
---|---|---|
Zonder vraagwoord (Zonder vraagwoord) | Persoonsvorm - Onderwerp - Tijd - Plaats - Lijdend voorwerp (Persoonsvorm - Onderwerp - Tijd - Plaats - Lijdend voorwerp) | Heeft de manager vandaag de vacature bekeken? (Heeft de manager vandaag de vacature bekeken?) |
Met een vraagwoord (Met een vraagwoord) | Vraagwoord - Persoonsvorm - Onderwerp - Tijd - Plaats - Lijdend voorwerp (Vraagwoord - Persoonsvorm - Onderwerp - Tijd - Plaats - Lijdend voorwerp) | Wanneer heeft de manager de vacature bekeken? (Wanneer heeft de manager de vacature bekeken?) |
Oefening 1: Vraagzin
Instructie: Vul het juiste woord in.
Waar, Wat, Heeft, gestuurd, Welk, vindt
Oefening 2: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste vraagzin volgens de regels van de Nederlandse vraagzin (vraagwoord plus juiste volgorde van werkwoord en onderwerp).