A2.4: Op het vliegveld en in het vliegtuig. - herhalingsoefeningen

Deze oefeningen kunnen samen met de docent worden gedaan om de les te beginnen.

Terug naar les

Deze oefeningen herhalen de laatste 5 lessen en kunnen aan het begin van de les of als huiswerk worden gedaan ter voorbereiding van de les.

Oefening 1: Grammatica-herhalingsoefening (laatste 5 lessen)

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

laat, aan het, /, zal

1.
Ze is een nieuwe bikini ... zoeken in de winkel.
(Ze is een nieuwe bikini aan het zoeken in de winkel.)
2.
Het evenement ... wel saai zijn.
(Het evenement zal wel saai zijn.)
3.
Piet ... zijn vlucht boeken door het reisbureau.
(Piet laat zijn vlucht boeken door het reisbureau.)
4.
Ik ben een brief ... schrijven over mijn vakantie.
(Ik ben een brief aan het schrijven over mijn vakantie.)
5.
Elke ochtend drink ik koffie met ... suiker.
(Elke ochtend drink ik koffie met / suiker.)

Oefening 2: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

Uitpakken


Uitpakken

2

Het halfpension


Het halfpension

3

Het hostel


Het hostel

4

De reservering


De reservering

5

De tweepersoonskamer


De tweepersoonskamer

Oefening 3: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies het juiste werkwoord en de juiste tijd.

Toon vertaling Toon antwoorden

heb, bevestigd, jullie hebben gebeld, wij hebben gebeld, mee, nemen, neem

1.
Wij ... de valies ... naar het eiland.
(Wij nemen de valies mee naar het eiland.)
2.
... jij de handdoek ... voor de excursie?
(Neem jij de handdoek mee voor de excursie?)
3.
... om halfpension te bevestigen.
(Jullie hebben gebeld om halfpension te bevestigen.)
4.
... voor een eenpersoonskamer.
(Wij hebben gebeld voor een eenpersoonskamer.)
5.
Ik ... de reservering al ... per email.
(Ik heb de reservering al bevestigd per email.)

Oefening 4: Vertaal en maak zinnen

Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder.

1. Ik pak altijd ondergoed in mijn koffer voor de reis.
Ik pak altijd ondergoed in mijn koffer voor de reis.
2. Ik pak valies met kleren voor een weekendje weg.
Ik pak valies met kleren voor een weekendje weg.
3. Zonnebrillen zijn handig om mee te nemen in je koffer tijdens vakantie.
Zonnebrillen zijn handig om mee te nemen in je koffer tijdens vakantie.
4. Dit hostel is goedkoper dan het hotel naast het station.
Dit hostel is goedkoper dan het hotel naast het station.
5. Ik wil graag een tweepersoonskamer reserveren voor dit weekend.
Ik wil graag een tweepersoonskamer reserveren voor dit weekend.