Afdrukken (afdrukken) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen Delen Gekopieerd!

Vervoeging van afdrukken (afdrukken) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Niveau: A2

Module 6: Op het werk (Op het werk)

Les 40: Kantoor en vergaderingen (Kantoor en vergaderingen)

Infinitief	Voltooid deelwoord
Afdrukken (Afdrukken)	Afgedrukt (Afgedrukt)

Werkwoordsvormen

Aantonende wijs

Nederlands	Nederlands
(ik) drukte af/afdrukte	(ik) drukte af/afdrukte
(jij) drukte af/afdrukte	(jij) drukte af/afdrukte
(hij/zij/het) drukte af/afdrukte	(hij/zij/het) drukte af/afdrukte
(wij) drukten af/afdrukten	(wij) drukten af/afdrukten
(jullie) drukten af/afdrukten	(jullie) drukten af/afdrukten
(zij) drukten af/afdrukten	(zij) drukten af/afdrukten

Nederlands	Nederlands
(ik) heb afgedrukt	(ik) heb afgedrukt
(jij) hebt afgedrukt / hebt afgedrukt	(jij) hebt afgedrukt / hebt afgedrukt
(hij/zij/het) heeft afgedrukt	(hij/zij/het) heeft afgedrukt
(wij) hebben afgedrukt	(wij) hebben afgedrukt
(jullie) hebben afgedrukt	(jullie) hebben afgedrukt
(zij) hebben afgedrukt	(zij) hebben afgedrukt

Nederlands	Nederlands
(ik) heb afgedrukt	(ik) heb afgedrukt
(jij) hebt afgedrukt / hebt afgedrukt	(jij) hebt afgedrukt / hebt afgedrukt
(hij/zij/het) heeft afgedrukt	(hij/zij/het) heeft afgedrukt
(wij) hebben afgedrukt	(wij) hebben afgedrukt
(jullie) hebben afgedrukt	(jullie) hebben afgedrukt
(zij) hebben afgedrukt	(zij) hebben afgedrukt

Nederlands	Nederlands
(ik) zal afdrukken	(ik) zal afdrukken
(jij) zal afdrukken / zult afdrukken	(jij) zal afdrukken / zult afdrukken
(hij/zij/het) zal afdrukken	(hij/zij/het) zal afdrukken
(wij) zullen afdrukken	(wij) zullen afdrukken
(jullie) zullen afdrukken	(jullie) zullen afdrukken
(zij) zullen afdrukken	(zij) zullen afdrukken

Nederlands	Nederlands
(ik) zal hebben afgedrukt	(ik) zal hebben afgedrukt
(jij) zal/zult hebben afgedrukt	(jij) zal/zult hebben afgedrukt
(hij/zij/het) zal hebben afgedrukt	(hij/zij/het) zal hebben afgedrukt
(wij) zullen hebben afgedrukt	(wij) zullen hebben afgedrukt
(jullie) zullen hebben afgedrukt	(jullie) zullen hebben afgedrukt
(zij) zullen hebben afgedrukt	(zij) zullen hebben afgedrukt

Conditionele wijs

Nederlands	Nederlands
ik zou afgedrukt hebben	ik zou afgedrukt hebben
jij zou afgedrukt hebben	jij zou afgedrukt hebben
hij/zij/het zou afgedrukt hebben	hij/zij/het zou afgedrukt hebben
wij zouden afgedrukt hebben	wij zouden afgedrukt hebben
jullie zouden afgedrukt hebben	jullie zouden afgedrukt hebben
zij zouden afgedrukt hebben	zij zouden afgedrukt hebben

Imperatief (gebiedende wijs)

Nederlands	Nederlands
Druk af!	Druk af!