A2.40: Kantoor en vergaderingen

Kantoor en vergaderingen

Woordenschat (16)

 Onderhandelen (onderhandelen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Onderhandelen

Show

Onderhandelen Show

 Vergaderen (vergaderen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vergaderen

Show

Vergaderen Show

 Accepteren (accepteren) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Accepteren

Show

Accepteren Show

 Afdrukken (afdrukken) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Afdrukken

Show

Afdrukken Show

 Akkoord gaan met: Akkoord gaan met (Nederlands)

Akkoord gaan met

Show

Akkoord gaan met Show

 Niet akkoord gaan met: Niet akkoord gaan met (Nederlands)

Niet akkoord gaan met

Show

Niet akkoord gaan met Show

 De notities: De notities (Nederlands)

De notities

Show

De notities Show

 De vergadering: De vergadering (Nederlands)

De vergadering

Show

De vergadering Show

 De vergaderzaal: De vergaderzaal (Nederlands)

De vergaderzaal

Show

De vergaderzaal Show

 De printer: De printer (Nederlands)

De printer

Show

De printer Show

 Opmerken (opmerken) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Opmerken

Show

Opmerken Show

 Een afspraak maken: Een afspraak maken (Nederlands)

Een afspraak maken

Show

Een afspraak maken Show

 De zaak: De zaak (Nederlands)

De zaak

Show

De zaak Show

 De beslissing: De beslissing (Nederlands)

De beslissing

Show

De beslissing Show

 Het voorstel: Het voorstel (Nederlands)

Het voorstel

Show

Het voorstel Show

 Der Drucker: Der Drucker (Nederlands)

Der Drucker

Show

Der drucker Show

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

Der Drucker


Der Drucker

2

De notities


De notities

3

De beslissing


De beslissing

4

Akkoord gaan met


Akkoord gaan met

5

Afdrukken


Afdrukken

Oefening 2: Gesprekskaarten

Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.

Oefening 3: Meerkeuze

Instructie: Kies de juiste oplossing

1. Ik ___ akkoord met het voorstel dat we morgen een extra vergadering plannen.


2. ___ jij het eens met de beslissing van de directie?


3. Ik ___ het niet eens met het voorstel dat we zonder extra vergoeding uren moeten verlengen.


4. Kunt u de notities ___ voordat de vergadering begint?


Oefening 4: Kantoor en vergaderingen: Akkoord gaan met een voorstel

Instructie:

Vandaag (Zijn - Tegenwoordige tijd) ik vroeg op kantoor. De vergadering (Beginnen - Tegenwoordige tijd) om tien uur. Mijn collega en ik (Zijn - Tegenwoordige tijd) het niet eens over het nieuwe voorstel. Ik (Gaan - Tegenwoordige tijd) akkoord met het plan omdat het duidelijk en praktisch is. Maar hij (Betwijfelen - Tegenwoordige tijd) of het wel zal werken. Tijdens de vergadering (Krijgen - Tegenwoordige tijd) ik de kans om mijn mening te geven. Ik (Accepteren - Gebiedende wijs) dat we misschien nog moeten onderhandelen. Na de lange discussie (Afdrukken - Tegenwoordige tijd) ik de notities van de vergadering af, zodat iedereen ze kan lezen. Tot slot (Zeggen - Tegenwoordige tijd) ik dat ik hoop dat we snel een beslissing (Nemen - Tegenwoordige tijd) .


Vandaag ben (Zijn - Tegenwoordige tijd) ik vroeg op kantoor. De vergadering begint (Beginnen - Tegenwoordige tijd) om tien uur. Mijn collega en ik zijn (Zijn - Tegenwoordige tijd) het niet eens over het nieuwe voorstel. Ik ga (Gaan - Tegenwoordige tijd) akkoord met het plan omdat het duidelijk en praktisch is. Maar hij betwijfelt (Betwijfelen - Tegenwoordige tijd) of het wel zal werken. Tijdens de vergadering krijg (Krijgen - Tegenwoordige tijd) ik de kans om mijn mening te geven. Ik accepteer (Accepteren - Gebiedende wijs) dat we misschien nog moeten onderhandelen. Na de lange discussie druk (Afdrukken - Tegenwoordige tijd) ik de notities van de vergadering af, zodat iedereen ze kan lezen. Tot slot zeg (Zeggen - Tegenwoordige tijd) ik dat ik hoop dat we snel een beslissing nemen (Nemen - Tegenwoordige tijd).

Werkwoordschema's

Zijn - Zijn

Tegenwoordige tijd

  • Ik ben
  • Jij bent
  • Hij/Zij/Het is
  • Wij zijn
  • Jullie zijn
  • Zij zijn

Beginnen - Beginnen

Tegenwoordige tijd

  • Ik begin
  • Jij begint
  • Hij/Zij/Het begint
  • Wij beginnen
  • Jullie beginnen
  • Zij beginnen

Gaan - Gaan

Tegenwoordige tijd

  • Ik ga
  • Jij gaat
  • Hij/Zij/Het gaat
  • Wij gaan
  • Jullie gaan
  • Zij gaan

Betwijfelen - Betwijfelen

Tegenwoordige tijd

  • Ik betwijfel
  • Jij betwijfelt
  • Hij/Zij/Het betwijfelt
  • Wij betwijfelen
  • Jullie betwijfelen
  • Zij betwijfelen

Krijgen - Krijgen

Tegenwoordige tijd

  • Ik krijg
  • Jij krijgt
  • Hij/Zij/Het krijgt
  • Wij krijgen
  • Jullie krijgen
  • Zij krijgen

Accepteren - Accepteren

Gebiedende wijs

  • (jij) accepteer
  • (u) accepteer
  • (wij) accepteren
  • (jullie) accepteer
  • (zij) accepteren

Afdrukken - Afdrukken

Tegenwoordige tijd

  • Ik druk
  • Jij drukt
  • Hij/Zij/Het drukt
  • Wij drukken
  • Jullie drukken
  • Zij drukken

Zeggen - Zeggen

Tegenwoordige tijd

  • Ik zeg
  • Jij zegt
  • Hij/Zij/Het zegt
  • Wij zeggen
  • Jullie zeggen
  • Zij zeggen

Nemen - Nemen

Tegenwoordige tijd

  • Ik neem
  • Jij neemt
  • Hij/Zij/Het neemt
  • Wij nemen
  • Jullie nemen
  • Zij nemen

Oefening 5: Akkoord en niet akkoord uitdrukken

Instructie: Vul het juiste woord in.

Grammatica: Akkoord en niet akkoord uitdrukken

Toon vertaling Toon antwoorden

gaan, betwijfel, denk, ben, klopt

1.
Dat ... niet, er is een fout gemaakt.
(Dat klopt niet, er is een fout gemaakt.)
2.
Ik ... het niet eens met dat idee.
(Ik ben het niet eens met dat idee.)
3.
Zij ... niet akkoord met de beslissing.
(Zij gaan niet akkoord met de beslissing.)
4.
Ik ... niet dat dat nodig is.
(Ik denk niet dat dat nodig is.)
5.
Ik ... het eens met jouw voorstel.
(Ik ben het eens met jouw voorstel.)
6.
Ik ... dat dit de juiste aanpak is.
(Ik betwijfel dat dit de juiste aanpak is.)

Grammatica

We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!

A2.40.1 Grammatica

Akkoord en niet akkoord uitdrukken

Akkoord en niet akkoord uitdrukken


Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les

Zijn zijn

Gebiedende wijs

Nederlands Nederlands
Wees! Wees!

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Accepteren accepteren

Gebiedende wijs

Nederlands Nederlands
Accepteer! Accepteer!

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Nederlands oefenen? Dat kan! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏