Annuleren (annuleren) - Voltooid tegenwoordige tijd (VTT), aantonende wijs (Voltooid tegenwoordige tijd , aantonende wijs)

 Annuleren (annuleren) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Annuleren - Vervoeging van Annuleren in het Nederlands: Vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de voltooide tegenwoordige tijd, aantonende wijze (Voltooid tegenwoordige tijd (VTT), aantonende wijs).

Voltooid tegenwoordige tijd (VTT), aantonende wijs (Voltooid tegenwoordige tijd , aantonende wijs)

Alle vervoegingen en tijden: Annuleren (annuleren) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Lesprogramma: Nederlandse les - Transport huren (Transport huren)

Voltooid Tegenwoordige Tijd van het werkwoord 'annuleren'

Nederlands Nederlands
(ik) heb geannuleerd (ik) heb geannuleerd
(jij) hebt geannuleerd / hebt geannuleerd (jij) hebt geannuleerd / hebt geannuleerd
(hij/zij/het) heeft geannuleerd (hij/zij/het) heeft geannuleerd
(wij) hebben geannuleerd (wij) hebben geannuleerd
(jullie) hebben geannuleerd (jullie) hebben geannuleerd
(zij) hebben geannuleerd (zij) hebben geannuleerd

Voorbeeldzinnen

Nederlands Nederlands
Ik heb de reservering geannuleerd vanwege het formulier. Ik heb de reservering geannuleerd vanwege het formulier.
Jij hebt de huur van de scooter geannuleerd. Jij hebt de huur van de scooter geannuleerd.
Hij heeft de annulatie bij de balie gemeld. Hij heeft de annulatie bij de balie gemeld.
Wij hebben de waarborg geannuleerd na het terugbrengen. Wij hebben de waarborg geannuleerd na het terugbrengen.
Jullie hebben de verzekering voor de auto geannuleerd. Jullie hebben de verzekering voor de auto geannuleerd.
Zij hebben het ophalen van het rijbewijs geannuleerd. Zij hebben het ophalen van het rijbewijs geannuleerd.

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies de juiste vorm.

Toon vertaling Toon antwoorden

heeft, hebt, geannuleerd, hebben, heb

1.
Wij ... de waarborg ... na het terugbrengen.
(Wij hebben de waarborg geannuleerd na het terugbrengen.)
2.
Jij ... de huur van de scooter ....
(Jij hebt de huur van de scooter geannuleerd.)
3.
Hij ... de annulatie bij de balie gemeld.
(Hij heeft de annulatie bij de balie gemeld.)
4.
Ik ... de reservering ... vanwege het formulier.
(Ik heb de reservering geannuleerd vanwege het formulier.)
5.
Zij ... het ophalen van het rijbewijs ....
(Zij hebben het ophalen van het rijbewijs geannuleerd.)
6.
Jullie ... de verzekering voor de auto ....
(Jullie hebben de verzekering voor de auto geannuleerd.)