Bellen (bellen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen
Delen
Gekopieerd!
Vervoeging van bellen (bellen) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.
Infinitief |
Voltooid deelwoord |
Bellen (Bellen) |
Gebeld (Gebeld) |
Werkwoordsvormen
Aantonende wijs |
Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
(ik) bel |
(ik) bel |
(jij) belt/bel |
(jij) belt/bel |
(hij/zij/het) belt |
(hij/zij/het) belt |
(wij) bellen |
(wij) bellen |
(jullie) bellen |
(jullie) bellen |
(zij) bellen |
(zij) bellen |
|
Onvoltooid verleden tijd (OVT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
(ik) belde |
(ik) belde |
(jij) belde/beldest |
(jij) belde/beldest |
(hij/zij/het) belde |
(hij/zij/het) belde |
(wij) belden |
(wij) belden |
(jullie) belden |
(jullie) belden |
(zij) belden |
(zij) belden |
|
Voltooid tegenwoordige tijd (VTT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
ik heb gebeld |
ik heb gebeld |
jij hebt gebeld / heb jij gebeld |
jij hebt gebeld / heb jij gebeld |
hij/zij/het heeft gebeld |
hij/zij/het heeft gebeld |
wij hebben gebeld |
wij hebben gebeld |
jullie hebben gebeld |
jullie hebben gebeld |
zij hebben gebeld |
zij hebben gebeld |
|
Voltooid verleden tijd (VVT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
(ik) had gebeld |
(ik) had gebeld |
(jij) had gebeld |
(jij) had gebeld |
(hij/zij/het) had gebeld |
(hij/zij/het) had gebeld |
(wij) hadden gebeld |
(wij) hadden gebeld |
(jullie) hadden gebeld |
(jullie) hadden gebeld |
(zij) hadden gebeld |
(zij) hadden gebeld |
|
Onvoltooid toekomende tijd (OTTk)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
(ik) zal hebben gebeld |
(ik) zal hebben gebeld |
(jij) zal hebben gebeld / zul hebben gebeld |
(jij) zal hebben gebeld / zul hebben gebeld |
(hij/zij/het) zal hebben gebeld |
(hij/zij/het) zal hebben gebeld |
(wij) zullen hebben gebeld |
(wij) zullen hebben gebeld |
(jullie) zullen hebben gebeld |
(jullie) zullen hebben gebeld |
(zij) zullen hebben gebeld |
(zij) zullen hebben gebeld |
|
Voltooid toekomende tijd (VTTk)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
(ik) zal hebben gebeld |
(ik) zal hebben gebeld |
(jij) zal/zult hebben gebeld |
(jij) zal/zult hebben gebeld |
(hij/zij/het) zal hebben gebeld |
(hij/zij/het) zal hebben gebeld |
(wij) zullen hebben gebeld |
(wij) zullen hebben gebeld |
(jullie) zullen hebben gebeld |
(jullie) zullen hebben gebeld |
(zij) zullen hebben gebeld |
(zij) zullen hebben gebeld |
|
Conditionele wijs |
Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
ik zou bellen |
ik zou bellen |
jij zou bellen / zou jij bellen |
jij zou bellen / zou jij bellen |
(hij/zij/het) hij zou bellen / zij zou bellen / het zou bellen |
(hij/zij/het) hij zou bellen / zij zou bellen / het zou bellen |
wij zouden bellen |
wij zouden bellen |
jullie zouden bellen |
jullie zouden bellen |
zij zouden bellen |
zij zouden bellen |
|
Conditionele Verleden Tijd (CVT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
ik zou gebeld hebben |
ik zou gebeld hebben |
jij zou gebeld hebben / zou je gebeld hebben |
jij zou gebeld hebben / zou je gebeld hebben |
hij/zij/het zou gebeld hebben |
hij/zij/het zou gebeld hebben |
wij zouden gebeld hebben |
wij zouden gebeld hebben |
jullie zouden gebeld hebben |
jullie zouden gebeld hebben |
zij zouden gebeld hebben |
zij zouden gebeld hebben |
|
Imperatief (gebiedende wijs) |
Gebiedende wijs
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
Bel! |
Bel! |
|