Bestaan (bestaan) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vervoeging van bestaan (bestaan) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

 Bestaan (bestaan) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Niveau: A2

Module 3: Weekendplannen (Weekendplannen)

Les 19: Op de camping (Op de camping)

Infinitief Voltooid deelwoord
Bestaan (Bestaan) Bestaan (Bestaan)

Werkwoordsvormen

Aantonende wijs

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT) 

Nederlands Nederlands
(ik) bestaan (ik) bestaan
(jij) bestaat / besta (jij) bestaat / besta
(hij/zij/het) bestaat (hij/zij/het) bestaat
(wij) bestaan (wij) bestaan
(jullie) bestaan (jullie) bestaan
(zij) bestaan (zij) bestaan

Onvoltooid verleden tijd (OVT) 

Nederlands Nederlands
(ik) bestond (ik) bestond
(jij) bestond/bestondt (jij) bestond/bestondt
(hij/zij/het) bestond (hij/zij/het) bestond
(wij) bestonden (wij) bestonden
(jullie) bestonden (jullie) bestonden
(zij) bestonden (zij) bestonden

Voltooid tegenwoordige tijd (VTT) 

Nederlands Nederlands
(ik) heb bestaan (ik) heb bestaan
(jij) hebt bestaan/bent bestaan (jij) hebt bestaan/bent bestaan
(hij/zij/het) heeft bestaan/is bestaan (hij/zij/het) heeft bestaan/is bestaan
(wij) hebben bestaan/zijn bestaan (wij) hebben bestaan/zijn bestaan
(jullie) hebben bestaan/zijn bestaan (jullie) hebben bestaan/zijn bestaan
(zij) hebben bestaan/zijn bestaan (zij) hebben bestaan/zijn bestaan

Voltooid verleden tijd (VVT) 

Nederlands Nederlands
ik ben bestaan ik ben bestaan
jij bent bestaan jij bent bestaan
hij/zij/het is bestaan hij/zij/het is bestaan
wij zijn bestaan wij zijn bestaan
jullie zijn bestaan jullie zijn bestaan
zij zijn bestaan zij zijn bestaan

Onvoltooid toekomende tijd (OTTk) 

Nederlands Nederlands
ik zal bestaan ik zal bestaan
jij zult bestaan / zal je bestaan jij zult bestaan / zal je bestaan
hij/zij/het zal bestaan hij/zij/het zal bestaan
wij zullen bestaan wij zullen bestaan
jullie zullen bestaan jullie zullen bestaan
zij zullen bestaan zij zullen bestaan

Voltooid toekomende tijd (VTTk) 

Nederlands Nederlands
(ik) zal bestaan (ik) zal bestaan
(jij) zult bestaan / zal bestaan (jij) zult bestaan / zal bestaan
(hij/zij/het) zal bestaan (hij/zij/het) zal bestaan
(wij) zullen bestaan (wij) zullen bestaan
(jullie) zullen bestaan (jullie) zullen bestaan
(zij) zullen bestaan (zij) zullen bestaan
Conditionele wijs

Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT) 

Nederlands Nederlands
(ik) zou bestaan (ik) zou bestaan
(jij) zou bestaan / zou bestaan (jij) zou bestaan / zou bestaan
(hij/zij/het) zou bestaan (hij/zij/het) zou bestaan
(wij) zouden bestaan (wij) zouden bestaan
(jullie) zouden bestaan (jullie) zouden bestaan
(zij) zouden bestaan (zij) zouden bestaan

Conditionele Verleden Tijd (CVT) 

Nederlands Nederlands
ik zou bestaan hebben ik zou bestaan hebben
jij zou bestaan hebben / zou bestaan hebben jij zou bestaan hebben / zou bestaan hebben
(hij/zij/het) hij zou bestaan hebben (hij/zij/het) hij zou bestaan hebben
wij zouden bestaan hebben wij zouden bestaan hebben
jullie zouden bestaan hebben jullie zouden bestaan hebben
zij zouden bestaan hebben zij zouden bestaan hebben
Imperatief (gebiedende wijs)

Gebiedende wijs 

Nederlands Nederlands
Bestaan! Bestaan!