A2.19: Op de camping

Op de camping

Woordenschat (17)

 Tonen (tonen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Tonen

Show

Tonen Show

 Bestaan (bestaan) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Bestaan

Show

Bestaan Show

 Observeren (observeren) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Observeren

Show

Observeren Show

 Prettig: Prettig (Nederlands)

Prettig

Show

Prettig Show

 Onaangenaam: Onaangenaam (Nederlands)

Onaangenaam

Show

Onaangenaam Show

 Het noorden: Het noorden (Nederlands)

Het noorden

Show

Het noorden Show

 Het oosten: Het oosten (Nederlands)

Het oosten

Show

Het oosten Show

 Het zuiden: Het zuiden (Nederlands)

Het zuiden

Show

Het zuiden Show

 Het westen: Het westen (Nederlands)

Het westen

Show

Het westen Show

 De wereldkaart: De wereldkaart (Nederlands)

De wereldkaart

Show

De wereldkaart Show

 De wereld: De wereld (Nederlands)

De wereld

Show

De wereld Show

 De oceaan: De oceaan (Nederlands)

De oceaan

Show

De oceaan Show

 De ruimte: De ruimte (Nederlands)

De ruimte

Show

De ruimte Show

 De maan: De maan (Nederlands)

De maan

Show

De maan Show

 De planeet: De planeet (Nederlands)

De planeet

Show

De planeet Show

 De sterren: De sterren (Nederlands)

De sterren

Show

De sterren Show

 De hemel: De hemel (Nederlands)

De hemel

Show

De hemel Show

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Gesprekskaarten

Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.

Oefening 2: Een woord matchen

Instructie: Kom de vertalingen overeen

We observeren de sterren als het donker wordt.
Op de wereldkaart wijzen we het noorden aan.
Campinggasten helpen elkaar om de tent snel op te zetten.
We gebruiken elkaars kaarten om de route te plannen.

Oefening 3: Clusteren van woorden

Instructie: Sleep de woorden naar de juiste categorie: "Natuurlijke elementen" of "Oriëntatie en kaart".

Natuurlijke elementen

Oriëntatie en kaart

Oefening 4: Wederkerig voornaamwoord (elkaar, elkaars)

Instructie: Vul het juiste woord in.

Grammatica: Wederkerig voornaamwoord (elkaar, elkaars)

Toon vertaling Toon antwoorden

elkaars, elkaar

1.
Iedereen respecteert ... plek op de camping.
(Iedereen respecteert elkaars plek op de camping.)
2.
We zitten naast ... en kijken naar de sterren.
(We zitten naast elkaar en kijken naar de sterren.)
3.
De kinderen tonen ... hun nieuwe tent.
(De kinderen tonen elkaar hun nieuwe tent.)
4.
Ze praten de hele avond met ... over de reis.
(Ze praten de hele avond met elkaar over de reis.)
5.
We gebruiken altijd ... spullen in de caravan.
(We gebruiken altijd elkaars spullen in de caravan.)
6.
Wij helpen ... op de camping met de tent opzetten.
(Wij helpen elkaar op de camping met de tent opzetten.)
7.
Ze gaven ... een kaart van de omgeving.
(Ze gaven elkaar een kaart van de omgeving.)

Grammatica

We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!

A2.19.1 Grammatica

Wederkerig voornaamwoord (elkaar, elkaars)

Wederkerig voornaamwoord (elkaar, elkaars)


Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les

Veranderen veranderen

Onvoltooid toekomende tijd (OTTk)

Nederlands Nederlands
(ik) zal veranderen (ik) zal veranderen
(jij) zal veranderen / zul veranderen (jij) zal veranderen / zul veranderen
(hij/zij/het) zal veranderen (hij/zij/het) zal veranderen
(wij) zullen veranderen (wij) zullen veranderen
(jullie) zullen veranderen (jullie) zullen veranderen
(zij) zullen veranderen (zij) zullen veranderen

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Tonen tonen

Onvoltooid toekomende tijd (OTTk)

Nederlands Nederlands
(ik) zal tonen (ik) zal tonen
(jij) zal tonen / zult tonen (jij) zal tonen / zult tonen
(hij/zij/het) zal tonen (hij/zij/het) zal tonen
(wij) zullen tonen (wij) zullen tonen
(jullie) zullen tonen (jullie) zullen tonen
(zij) zullen tonen (zij) zullen tonen

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Observeren observeren

Onvoltooid verleden tijd (OVT)

Nederlands Nederlands
(ik) observeerde (ik) observeerde
(jij) observeerde/observeerde (jij) observeerde/observeerde
(hij/zij/het) observeerde (hij/zij/het) observeerde
(wij) observeerden (wij) observeerden
(jullie) observeerden (jullie) observeerden
(zij) observeerden (zij) observeerden

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Nederlands oefenen? Dat kan! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏