Bevallen (bevallen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vervoeging van bevallen (bevallen) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

 Bevallen (bevallen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Niveau: A1

Module 4: Objecten en mensen beschrijven (Objecten en mensen beschrijven)

Les 24: Kleuren (Kleuren)

Infinitief Voltooid deelwoord
Bevallen (Bevallen) Bevallen (Bevallen)

Werkwoordsvormen

Aantonende wijs

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT) 

Nederlands Nederlands
(ik) beval (ik) beval
(jij) bevalt (jij) bevalt
(hij/zij/het) bevalt (hij/zij/het) bevalt
(wij) bevallen (wij) bevallen
(jullie) bevallen (jullie) bevallen
(zij) bevallen (zij) bevallen

Onvoltooid verleden tijd (OVT) 

Nederlands Nederlands
(ik) beviel (ik) beviel
(jij) beviel (jij) beviel
(hij/zij/het) beviel (hij/zij/het) beviel
(wij) bevielen (wij) bevielen
(jullie) bevielen (jullie) bevielen
(zij) bevielen (zij) bevielen

Voltooid tegenwoordige tijd (VTT) 

Nederlands Nederlands
(ik) ben bevallen (ik) ben bevallen
(jij) bent bevallen (jij) bent bevallen
(hij/zij/het) is bevallen (hij/zij/het) is bevallen
(wij) zijn bevallen (wij) zijn bevallen
(jullie) zijn bevallen (jullie) zijn bevallen
(zij) zijn bevallen (zij) zijn bevallen

Voltooid verleden tijd (VVT) 

Nederlands Nederlands
(ik) ben bevallen (ik) ben bevallen
(jij) bent bevallen (jij) bent bevallen
(hij/zij/het) is bevallen (hij/zij/het) is bevallen
(wij) zijn bevallen (wij) zijn bevallen
(jullie) zijn bevallen (jullie) zijn bevallen
(zij) zijn bevallen (zij) zijn bevallen

Onvoltooid toekomende tijd (OTTk) 

Nederlands Nederlands
(ik) zal bevallen zijn (ik) zal bevallen zijn
(jij) zult bevallen zijn / zal bevallen zijn (jij) zult bevallen zijn / zal bevallen zijn
(hij/zij/het) zal bevallen zijn (hij/zij/het) zal bevallen zijn
(wij) zullen bevallen zijn (wij) zullen bevallen zijn
(jullie) zullen bevallen zijn (jullie) zullen bevallen zijn
(zij) zullen bevallen zijn (zij) zullen bevallen zijn

Voltooid toekomende tijd (VTTk) 

Nederlands Nederlands
(ik) zal bevallen zijn (ik) zal bevallen zijn
(jij) zult bevallen zijn/zal bevallen zijn (jij) zult bevallen zijn/zal bevallen zijn
(hij/zij/het) zal bevallen zijn (hij/zij/het) zal bevallen zijn
(wij) zullen bevallen zijn (wij) zullen bevallen zijn
(jullie) zullen bevallen zijn (jullie) zullen bevallen zijn
(zij) zullen bevallen zijn (zij) zullen bevallen zijn
Conditionele wijs

Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT) 

Nederlands Nederlands
(ik) zou bevallen (ik) zou bevallen
(jij) zou bevallen (jij) zou bevallen
(hij/zij/het) zou bevallen (hij/zij/het) zou bevallen
(wij) zouden bevallen (wij) zouden bevallen
(jullie) zouden bevallen (jullie) zouden bevallen
(zij) zouden bevallen (zij) zouden bevallen

Conditionele Verleden Tijd (CVT) 

Nederlands Nederlands
(ik) zou bevallen zijn (ik) zou bevallen zijn
(jij) zou bevallen zijn (jij) zou bevallen zijn
(hij/zij/het) zou bevallen zijn (hij/zij/het) zou bevallen zijn
(wij) zouden bevallen zijn (wij) zouden bevallen zijn
(jullie) zouden bevallen zijn (jullie) zouden bevallen zijn
(zij) zouden bevallen zijn (zij) zouden bevallen zijn
Imperatief (gebiedende wijs)

Gebiedende wijs 

Nederlands Nederlands
Beval! Beval!