Boksen (boksen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vervoeging van boksen (boksen) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

 Boksen (boksen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Niveau: A1

Module 6: De stad en het dorp (De stad en het dorp)

Les 40: Sport en beweging (Sport en beweging)

Infinitief Voltooid deelwoord
Boksen (Boksen) Gebokst (Gebokst)

Werkwoordsvormen

Aantonende wijs

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT) 

Nederlands Nederlands
(ik) boks (ik) boks
(jij) bokst (jij) bokst
(hij/zij/het) bokst (hij/zij/het) bokst
(wij) boksen (wij) boksen
(jullie) boksen (jullie) boksen
(zij) boksen (zij) boksen

Onvoltooid verleden tijd (OVT) 

Nederlands Nederlands
(ik) bokste (ik) bokste
(jij) bokste (jij) bokste
(hij/zij/het) bokste (hij/zij/het) bokste
(wij) boksten (wij) boksten
(jullie) boksten (jullie) boksten
(zij) boksten (zij) boksten

Voltooid tegenwoordige tijd (VTT) 

Nederlands Nederlands
(ik) heb gebokst (ik) heb gebokst
(jij) hebt/heb gebokst (jij) hebt/heb gebokst
(hij/zij/het) heeft gebokst (hij/zij/het) heeft gebokst
(wij) hebben gebokst (wij) hebben gebokst
(jullie) hebben gebokst (jullie) hebben gebokst
(zij) hebben gebokst (zij) hebben gebokst

Voltooid verleden tijd (VVT) 

Nederlands Nederlands
(ik) heb gebokst (ik) heb gebokst
(jij) hebt/heb gebokst (jij) hebt/heb gebokst
(hij/zij/het) heeft gebokst (hij/zij/het) heeft gebokst
(wij) hebben gebokst (wij) hebben gebokst
(jullie) hebben gebokst (jullie) hebben gebokst
(zij) hebben gebokst (zij) hebben gebokst

Onvoltooid toekomende tijd (OTTk) 

Nederlands Nederlands
(ik) zal boksen (ik) zal boksen
(jij) zult boksen/zal boksen (jij) zult boksen/zal boksen
(hij/zij/het) zal boksen (hij/zij/het) zal boksen
(wij) zullen boksen (wij) zullen boksen
(jullie) zullen boksen (jullie) zullen boksen
(zij) zullen boksen (zij) zullen boksen

Voltooid toekomende tijd (VTTk) 

Nederlands Nederlands
(ik) zal gebokst hebben (ik) zal gebokst hebben
(jij) zult/zal gebokst hebben (jij) zult/zal gebokst hebben
(hij/zij/het) zal gebokst hebben (hij/zij/het) zal gebokst hebben
(wij) zullen gebokst hebben (wij) zullen gebokst hebben
(jullie) zullen gebokst hebben (jullie) zullen gebokst hebben
(zij) zullen gebokst hebben (zij) zullen gebokst hebben
Conditionele wijs

Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT) 

Nederlands Nederlands
(ik) zou boksen (ik) zou boksen
(jij) zou boksen (jij) zou boksen
(hij/zij/het) zou boksen (hij/zij/het) zou boksen
(wij) zouden boksen (wij) zouden boksen
(jullie) zouden boksen (jullie) zouden boksen
(zij) zouden boksen (zij) zouden boksen

Conditionele Verleden Tijd (CVT) 

Nederlands Nederlands
(ik) zou gebokst hebben (ik) zou gebokst hebben
(jij) zou gebokst hebben (jij) zou gebokst hebben
(hij/zij/het) zou gebokst hebben (hij/zij/het) zou gebokst hebben
(wij) zouden gebokst hebben (wij) zouden gebokst hebben
(jullie) zouden gebokst hebben (jullie) zouden gebokst hebben
(zij) zouden gebokst hebben (zij) zouden gebokst hebben
Imperatief (gebiedende wijs)

Gebiedende wijs 

Nederlands Nederlands
Boks! Boks!