Denken (denken) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen Delen Gekopieerd!

Vervoeging van denken (denken) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Niveau: A2

Module 1: Reizen: op avontuur! (Reizen: op avontuur!)

Les 8: Vakantieramp? (Vakantieramp?)

Infinitief	Voltooid deelwoord
Denken (Denken)	Gedacht (Gedacht)

Werkwoordsvormen

Aantonende wijs

Nederlands	Nederlands
ik heb gedacht	ik heb gedacht
jij hebt gedacht / heb jij gedacht	jij hebt gedacht / heb jij gedacht
hij/zij/het heeft gedacht	hij/zij/het heeft gedacht
wij hebben gedacht	wij hebben gedacht
jullie hebben gedacht	jullie hebben gedacht
zij hebben gedacht	zij hebben gedacht

Nederlands	Nederlands
(ik) zal gedacht hebben	(ik) zal gedacht hebben
(jij) zal gedacht hebben / zul gedacht hebben	(jij) zal gedacht hebben / zul gedacht hebben
(hij/zij/het) zal gedacht hebben	(hij/zij/het) zal gedacht hebben
(wij) zullen gedacht hebben	(wij) zullen gedacht hebben
(jullie) zullen gedacht hebben	(jullie) zullen gedacht hebben
(zij) zullen gedacht hebben	(zij) zullen gedacht hebben

Nederlands	Nederlands
(ik) zal hebben gedacht	(ik) zal hebben gedacht
(jij) zal hebben gedacht / zul hebben gedacht	(jij) zal hebben gedacht / zul hebben gedacht
(hij/zij/het) zal hebben gedacht	(hij/zij/het) zal hebben gedacht
(wij) zullen hebben gedacht	(wij) zullen hebben gedacht
(jullie) zullen hebben gedacht	(jullie) zullen hebben gedacht
(zij) zullen hebben gedacht	(zij) zullen hebben gedacht

Conditionele wijs

Nederlands	Nederlands
ik zou gedacht hebben	ik zou gedacht hebben
jij zou gedacht hebben	jij zou gedacht hebben
hij/zij/het zou gedacht hebben	hij/zij/het zou gedacht hebben
wij zouden gedacht hebben	wij zouden gedacht hebben
jullie zouden gedacht hebben	jullie zouden gedacht hebben
zij zouden gedacht hebben	zij zouden gedacht hebben

Imperatief (gebiedende wijs)

Nederlands	Nederlands
Denk!	Denk!