Geloven (geloven) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vervoeging van geloven (geloven) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

 Geloven (geloven) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Niveau: A2

Module 6: Op het werk (Op het werk)

Les 41: Meningen en onderhandelingen (Meningen en onderhandelingen)

Infinitief Voltooid deelwoord
Geloven (Geloven) Geloofd (Geloofd)

Werkwoordsvormen

Aantonende wijs

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT) 

Nederlands Nederlands
(ik) onvoltooid_tegenwoordige_tijd (ik) onvoltooid_tegenwoordige_tijd
(jij) geloof (jij) geloof
(hij/zij/het) gelooft/geloof (hij/zij/het) gelooft/geloof
(wij) gelooft (wij) gelooft
(jullie) geloven (jullie) geloven
(zij) geloven (zij) geloven

Onvoltooid verleden tijd (OVT) 

Nederlands Nederlands
(ik) geloofde (ik) geloofde
(jij) geloofde/geloof (jij) geloofde/geloof
(hij/zij/het) geloofde (hij/zij/het) geloofde
(wij) geloofden (wij) geloofden
(jullie) geloofden (jullie) geloofden
(zij) geloofden (zij) geloofden

Voltooid tegenwoordige tijd (VTT) 

Nederlands Nederlands
(ik) heb geloofd (ik) heb geloofd
(jij) hebt geloofd / hebt geloofd (jij) hebt geloofd / hebt geloofd
(hij/zij/het) heeft geloofd (hij/zij/het) heeft geloofd
(wij) hebben geloofd (wij) hebben geloofd
(jullie) hebben geloofd (jullie) hebben geloofd
(zij) hebben geloofd (zij) hebben geloofd

Voltooid verleden tijd (VVT) 

Nederlands Nederlands
(ik) heb geloofd (ik) heb geloofd
(jij) heb/ hebt geloofd (jij) heb/ hebt geloofd
(hij/zij/het) heeft geloofd (hij/zij/het) heeft geloofd
(wij) hebben geloofd (wij) hebben geloofd
(jullie) hebben geloofd (jullie) hebben geloofd
(zij) hebben geloofd (zij) hebben geloofd

Onvoltooid toekomende tijd (OTTk) 

Nederlands Nederlands
ik zal geloven ik zal geloven
jij zult geloven / zal jij geloven jij zult geloven / zal jij geloven
hij/zij/het zal geloven hij/zij/het zal geloven
wij zullen geloven wij zullen geloven
jullie zullen geloven jullie zullen geloven
zij zullen geloven zij zullen geloven

Voltooid toekomende tijd (VTTk) 

Nederlands Nederlands
(ik) zal hebben geloofd (ik) zal hebben geloofd
(jij) zal hebben geloofd / zul hebben geloofd (jij) zal hebben geloofd / zul hebben geloofd
(hij/zij/het) zal hebben geloofd (hij/zij/het) zal hebben geloofd
(wij) zullen hebben geloofd (wij) zullen hebben geloofd
(jullie) zullen hebben geloofd (jullie) zullen hebben geloofd
(zij) zullen hebben geloofd (zij) zullen hebben geloofd
Conditionele wijs

Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT) 

Nederlands Nederlands
ik zou geloven ik zou geloven
jij zou geloven / zou jij geloven jij zou geloven / zou jij geloven
(hij/zij/het) hij zou geloven (hij/zij/het) hij zou geloven
wij zouden geloven wij zouden geloven
jullie zouden geloven jullie zouden geloven
zij zouden geloven zij zouden geloven

Conditionele Verleden Tijd (CVT) 

Nederlands Nederlands
ik zou geloofd hebben ik zou geloofd hebben
jij zou geloofd hebben / zou je geloofd hebben jij zou geloofd hebben / zou je geloofd hebben
hij/zij/het zou geloofd hebben hij/zij/het zou geloofd hebben
wij zouden geloofd hebben wij zouden geloofd hebben
jullie zouden geloofd hebben jullie zouden geloofd hebben
zij zouden geloofd hebben zij zouden geloofd hebben
Imperatief (gebiedende wijs)

Gebiedende wijs 

Nederlands Nederlands
Geloof! Geloof!