Geloven (geloven) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen
Delen
Gekopieerd!
Vervoeging van geloven (geloven) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.
Infinitief |
Voltooid deelwoord |
Geloven (Geloven) |
Geloofd (Geloofd) |
Werkwoordsvormen
Aantonende wijs |
Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
(ik) onvoltooid_tegenwoordige_tijd |
(ik) onvoltooid_tegenwoordige_tijd |
(jij) geloof |
(jij) geloof |
(hij/zij/het) gelooft/geloof |
(hij/zij/het) gelooft/geloof |
(wij) gelooft |
(wij) gelooft |
(jullie) geloven |
(jullie) geloven |
(zij) geloven |
(zij) geloven |
|
Onvoltooid verleden tijd (OVT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
(ik) geloofde |
(ik) geloofde |
(jij) geloofde/geloof |
(jij) geloofde/geloof |
(hij/zij/het) geloofde |
(hij/zij/het) geloofde |
(wij) geloofden |
(wij) geloofden |
(jullie) geloofden |
(jullie) geloofden |
(zij) geloofden |
(zij) geloofden |
|
Voltooid tegenwoordige tijd (VTT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
(ik) heb geloofd |
(ik) heb geloofd |
(jij) hebt geloofd / hebt geloofd |
(jij) hebt geloofd / hebt geloofd |
(hij/zij/het) heeft geloofd |
(hij/zij/het) heeft geloofd |
(wij) hebben geloofd |
(wij) hebben geloofd |
(jullie) hebben geloofd |
(jullie) hebben geloofd |
(zij) hebben geloofd |
(zij) hebben geloofd |
|
Voltooid verleden tijd (VVT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
(ik) heb geloofd |
(ik) heb geloofd |
(jij) heb/ hebt geloofd |
(jij) heb/ hebt geloofd |
(hij/zij/het) heeft geloofd |
(hij/zij/het) heeft geloofd |
(wij) hebben geloofd |
(wij) hebben geloofd |
(jullie) hebben geloofd |
(jullie) hebben geloofd |
(zij) hebben geloofd |
(zij) hebben geloofd |
|
Onvoltooid toekomende tijd (OTTk)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
ik zal geloven |
ik zal geloven |
jij zult geloven / zal jij geloven |
jij zult geloven / zal jij geloven |
hij/zij/het zal geloven |
hij/zij/het zal geloven |
wij zullen geloven |
wij zullen geloven |
jullie zullen geloven |
jullie zullen geloven |
zij zullen geloven |
zij zullen geloven |
|
Voltooid toekomende tijd (VTTk)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
(ik) zal hebben geloofd |
(ik) zal hebben geloofd |
(jij) zal hebben geloofd / zul hebben geloofd |
(jij) zal hebben geloofd / zul hebben geloofd |
(hij/zij/het) zal hebben geloofd |
(hij/zij/het) zal hebben geloofd |
(wij) zullen hebben geloofd |
(wij) zullen hebben geloofd |
(jullie) zullen hebben geloofd |
(jullie) zullen hebben geloofd |
(zij) zullen hebben geloofd |
(zij) zullen hebben geloofd |
|
Conditionele wijs |
Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
ik zou geloven |
ik zou geloven |
jij zou geloven / zou jij geloven |
jij zou geloven / zou jij geloven |
(hij/zij/het) hij zou geloven |
(hij/zij/het) hij zou geloven |
wij zouden geloven |
wij zouden geloven |
jullie zouden geloven |
jullie zouden geloven |
zij zouden geloven |
zij zouden geloven |
|
Conditionele Verleden Tijd (CVT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
ik zou geloofd hebben |
ik zou geloofd hebben |
jij zou geloofd hebben / zou je geloofd hebben |
jij zou geloofd hebben / zou je geloofd hebben |
hij/zij/het zou geloofd hebben |
hij/zij/het zou geloofd hebben |
wij zouden geloofd hebben |
wij zouden geloofd hebben |
jullie zouden geloofd hebben |
jullie zouden geloofd hebben |
zij zouden geloofd hebben |
zij zouden geloofd hebben |
|
Imperatief (gebiedende wijs) |
Gebiedende wijs
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
Geloof! |
Geloof! |
|