10K+ studenten - 4.8/5
Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

Herinneren (herinneren) - Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Onvoltooid tegenwoordige tijd , aantonende wijs)

Herinneren (herinneren) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Herinneren - Vervoeging van Herinneren in het Nederlands: Vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de tegenwoordige tijd, aantonende wijs (Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs).

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Onvoltooid tegenwoordige tijd , aantonende wijs)

Alle vervoegingen en tijden: Herinneren (herinneren) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Lesprogramma: Nederlandse les - Rangtelwoorden (Rangtelwoorden)

Vervoeging van herinneren in de onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

Nederlands Nederlands
(ik) herinner (ik) herinner
(jij) herinnert/herinner (jij) herinnert/herinner
(hij/zij/het) herinnert (hij/zij/het) herinnert
(wij) herinneren (wij) herinneren
(jullie) herinneren (jullie) herinneren
(zij) herinneren (zij) herinneren

Voorbeeldzinnen

Nederlands Nederlands
Ik herinner de eerste dag van de week. Ik herinner de eerste dag van de week.
Jij herinnert de derde verjaardag goed. Jij herinnert de derde verjaardag goed.
Hij herinnert de tweede storm van de maand. Hij herinnert de tweede storm van de maand.
Wij herinneren de vierde mistige ochtend samen. Wij herinneren de vierde mistige ochtend samen.
Jullie herinneren de vijfde dag na zondag. Jullie herinneren de vijfde dag na zondag.
Zij herinneren de zesde middag van de zomer. Zij herinneren de zesde middag van de zomer.

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies de juiste vorm.

Toon vertaling Toon antwoorden

<strong>herinner, herinneren, herinner, herinnert

1.
Zij ... de zesde middag van de zomer.
(Zij herinneren de zesde middag van de zomer.)
2.
Jij ...t de derde verjaardag goed.
(Jij herinnert de derde verjaardag goed.)
3.
Hij ... de tweede storm van de maand.
(Hij herinnert de tweede storm van de maand.)
4.
Ik ... de eerste dag van de week.
(Ik herinner de eerste dag van de week.)
5.
Wij ... de vierde mistige ochtend samen.
(Wij herinneren de vierde mistige ochtend samen.)
6.
Jullie ... de vijfde dag na zondag.
(Jullie herinneren de vijfde dag na zondag.)