Horen (horen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen
Delen
Gekopieerd!
Vervoeging van horen (horen) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.
Infinitief |
Voltooid deelwoord |
Horen (Horen) |
Gehoord (Gehoord) |
Werkwoordsvormen
Aantonende wijs |
Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
(ik) hoor |
(ik) hoor |
(jij) hoort / hoor |
(jij) hoort / hoor |
(hij/zij/het) hoort |
(hij/zij/het) hoort |
(wij) horen |
(wij) horen |
(jullie) horen |
(jullie) horen |
(zij) horen |
(zij) horen |
|
Onvoltooid verleden tijd (OVT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
(ik) hoorde |
(ik) hoorde |
(jij) hoorde/hoordet |
(jij) hoorde/hoordet |
(hij/zij/het) hoorde |
(hij/zij/het) hoorde |
(wij) hoorden |
(wij) hoorden |
(jullie) hoorden |
(jullie) hoorden |
(zij) hoorden |
(zij) hoorden |
|
Voltooid tegenwoordige tijd (VTT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
(ik) heb gehoord |
(ik) heb gehoord |
(jij) hebt/gehoord |
(jij) hebt/gehoord |
(hij/zij/het) heeft gehoord |
(hij/zij/het) heeft gehoord |
(wij) hebben gehoord |
(wij) hebben gehoord |
(jullie) hebben gehoord |
(jullie) hebben gehoord |
(zij) hebben gehoord |
(zij) hebben gehoord |
|
Voltooid verleden tijd (VVT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
(ik) heb gehoord |
(ik) heb gehoord |
(jij) hebt gehoord |
(jij) hebt gehoord |
(hij/zij/het) heeft gehoord |
(hij/zij/het) heeft gehoord |
(wij) hebben gehoord |
(wij) hebben gehoord |
(jullie) hebben gehoord |
(jullie) hebben gehoord |
(zij) hebben gehoord |
(zij) hebben gehoord |
|
Onvoltooid toekomende tijd (OTTk)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
(ik) zal gehoord hebben |
(ik) zal gehoord hebben |
(jij) zult gehoord hebben/zal gehoord hebben |
(jij) zult gehoord hebben/zal gehoord hebben |
(hij/zij/het) zal gehoord hebben |
(hij/zij/het) zal gehoord hebben |
(wij) zullen gehoord hebben |
(wij) zullen gehoord hebben |
(jullie) zullen gehoord hebben |
(jullie) zullen gehoord hebben |
(zij) zullen gehoord hebben |
(zij) zullen gehoord hebben |
|
Voltooid toekomende tijd (VTTk)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
(ik) zal gehoord hebben |
(ik) zal gehoord hebben |
(jij) zult/zal gehoord hebben |
(jij) zult/zal gehoord hebben |
(hij/zij/het) zal gehoord hebben |
(hij/zij/het) zal gehoord hebben |
(wij) zullen gehoord hebben |
(wij) zullen gehoord hebben |
(jullie) zullen gehoord hebben |
(jullie) zullen gehoord hebben |
(zij) zullen gehoord hebben |
(zij) zullen gehoord hebben |
|
Conditionele wijs |
Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
(ik) zou gehoord hebben |
(ik) zou gehoord hebben |
(jij) zou gehoord hebben |
(jij) zou gehoord hebben |
(hij/zij/het) zou gehoord hebben |
(hij/zij/het) zou gehoord hebben |
(wij) zouden gehoord hebben |
(wij) zouden gehoord hebben |
(jullie) zouden gehoord hebben |
(jullie) zouden gehoord hebben |
(zij) zouden gehoord hebben |
(zij) zouden gehoord hebben |
|
Conditionele Verleden Tijd (CVT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
(ik) zou gehoord hebben |
(ik) zou gehoord hebben |
(jij) zou gehoord hebben |
(jij) zou gehoord hebben |
(hij/zij/het) zou gehoord hebben |
(hij/zij/het) zou gehoord hebben |
(wij) zouden gehoord hebben |
(wij) zouden gehoord hebben |
(jullie) zouden gehoord hebben |
(jullie) zouden gehoord hebben |
(zij) zouden gehoord hebben |
(zij) zouden gehoord hebben |
|
Imperatief (gebiedende wijs) |
Gebiedende wijs
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
Hoor! |
Hoor! |
|