Horen (horen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vervoeging van horen (horen) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

 Horen (horen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Niveau: A1

Module 4: Objecten en mensen beschrijven (Objecten en mensen beschrijven)

Les 26: Zintuigen en waarnemen (Zintuigen en waarnemen)

Infinitief Voltooid deelwoord
Horen (Horen) Gehoord (Gehoord)

Werkwoordsvormen

Aantonende wijs

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT) 

Nederlands Nederlands
ik hoor ik hoor
jij hoort jij hoort
hij/zij/het hoort hij/zij/het hoort
wij horen wij horen
jullie horen jullie horen
zij horen zij horen

Onvoltooid verleden tijd (OVT) 

Nederlands Nederlands
ik hoorde ik hoorde
jij hoorde/hoordet jij hoorde/hoordet
hij/zij/het hoorde hij/zij/het hoorde
wij hoorden wij hoorden
jullie hoorden jullie hoorden
zij hoorden zij hoorden

Voltooid tegenwoordige tijd (VTT) 

Nederlands Nederlands
ik heb gehoord ik heb gehoord
jij hebt/gehoord jij hebt/gehoord
hij/zij/het heeft gehoord hij/zij/het heeft gehoord
wij hebben gehoord wij hebben gehoord
jullie hebben gehoord jullie hebben gehoord
zij hebben gehoord zij hebben gehoord

Voltooid verleden tijd (VVT) 

Nederlands Nederlands
ik heb gehoord ik heb gehoord
jij hebt gehoord jij hebt gehoord
hij/zij/het heeft gehoord hij/zij/het heeft gehoord
wij hebben gehoord wij hebben gehoord
jullie hebben gehoord jullie hebben gehoord
zij hebben gehoord zij hebben gehoord

Onvoltooid toekomende tijd (OTTk) 

Nederlands Nederlands
ik zal gehoord hebben ik zal gehoord hebben
jij zult gehoord hebben/zal gehoord hebben jij zult gehoord hebben/zal gehoord hebben
hij/zij/het zal gehoord hebben hij/zij/het zal gehoord hebben
wij zullen gehoord hebben wij zullen gehoord hebben
jullie zullen gehoord hebben jullie zullen gehoord hebben
zij zullen gehoord hebben zij zullen gehoord hebben

Voltooid toekomende tijd (VTTk) 

Nederlands Nederlands
ik zal gehoord hebben ik zal gehoord hebben
jij zult/zal gehoord hebben jij zult/zal gehoord hebben
hij/zij/het zal gehoord hebben hij/zij/het zal gehoord hebben
wij zullen gehoord hebben wij zullen gehoord hebben
jullie zullen gehoord hebben jullie zullen gehoord hebben
zij zullen gehoord hebben zij zullen gehoord hebben
Conditionele wijs

Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT) 

Nederlands Nederlands
ik zou gehoord hebben ik zou gehoord hebben
jij zou gehoord hebben jij zou gehoord hebben
hij/zij/het zou gehoord hebben hij/zij/het zou gehoord hebben
wij zouden gehoord hebben wij zouden gehoord hebben
jullie zouden gehoord hebben jullie zouden gehoord hebben
zij zouden gehoord hebben zij zouden gehoord hebben

Conditionele Verleden Tijd (CVT) 

Nederlands Nederlands
ik zou gehoord hebben ik zou gehoord hebben
jij zou gehoord hebben jij zou gehoord hebben
hij/zij/het zou gehoord hebben hij/zij/het zou gehoord hebben
wij zouden gehoord hebben wij zouden gehoord hebben
jullie zouden gehoord hebben jullie zouden gehoord hebben
zij zouden gehoord hebben zij zouden gehoord hebben
Imperatief (gebiedende wijs)

Gebiedende wijs 

Nederlands Nederlands
Hoor! Hoor!