A1.26: Zintuigen en waarnemen

Zintuigen en waarnemen

Luister- en leesmateriaal

Oefen woordenschat in context met echte materialen.

A1.26.1 Leesvoer

Brochure voor het blotenvoetenpark

Brochure voor het blotenvoetenpark


Woordenschat (17)

 Zien (zien) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Zien

Show

Zien Show

 Hard: Hard (Nederlands)

Hard

Show

Hard Show

 Het geluid: Het geluid (Nederlands)

Het geluid

Show

Het geluid Show

 De stilte: De stilte (Nederlands)

De stilte

Show

De stilte Show

 Horen (horen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Horen

Show

Horen Show

 Ruiken (ruiken) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Ruiken

Show

Ruiken Show

 Zuur: Zuur (Nederlands)

Zuur

Show

Zuur Show

 Donker: Donker (Nederlands)

Donker

Show

Donker Show

 Bitter: Bitter (Nederlands)

Bitter

Show

Bitter Show

 Zacht: Zacht (Nederlands)

Zacht

Show

Zacht Show

 Zoet: Zoet (Nederlands)

Zoet

Show

Zoet Show

 Zout: Zout (Nederlands)

Zout

Show

Zout Show

 Helder: Helder (Nederlands)

Helder

Show

Helder Show

 Voelen (voelen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Voelen

Show

Voelen Show

 Lekker: Lekker (Nederlands)

Lekker

Show

Lekker Show

 Vies: Vies (Nederlands)

Vies

Show

Vies Show

 Proeven (proeven) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Proeven

Show

Proeven Show

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Gespreksoefening

Instructie:

  1. Beschrijf het tegenovergestelde in de afbeeldingen met vergelijkingen (meer dan, evenveel als, minder dan). (Beschrijf de tegenstelling in de afbeeldingen met vergelijkingen (meer dan, zo ... als, minder dan).)
  2. Vraag aan de persoon die naast je zit of ze de voorkeur geven aan zoet of zout eten, zoete of bittere drankjes,... (Vraag aan de persoon die naast je zit of ze de voorkeur geven aan zoet of zout eten, zoete of bittere dranken,...)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten

Voorbeeldzinnen:

Koffie is bitterder dan thee.

Een appel is harder dan een banaan.

Bloemen ruiken beter dan sokken.

Zout voedsel smaakt net zo goed als zoet voedsel.

Heb je liever de geur van koffie of thee?

Ik geef de voorkeur aan de bittere geur van koffie.

...

Oefening 2: Gesprekskaarten

Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.

Oefening 3: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

Lekker


Lekker

2

Hard


Hard

3

Zien


Zien

4

De stilte


De stilte

5

Zoet


Zoet

Oefening 4: Zinnen herschikken

Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.

Toon antwoorden
1.
is zoeter | Deze appel | banaan. | dan die
Deze appel is zoeter dan die banaan.
2.
dan | vind | kaas | Ik | boter. | zouter
Ik vind kaas zouter dan boter.
3.
harder dan | in de | De muziek | bibliotheek. | hier is
De muziek hier is harder dan in de bibliotheek.
4.
lekkerder dan | soep is | van deze | gisteren. | De smaak
De smaak van deze soep is lekkerder dan gisteren.
5.
woonkamer. | Deze kamer | is donkerder | dan de
Deze kamer is donkerder dan de woonkamer.
6.
park is | 's ochtends. | het prettigst | in het | De stilte
De stilte in het park is het prettigst 's ochtends.

Oefening 5: Een woord matchen

Instructie: Kom de vertalingen overeen

Ik ruik iets lekker in de keuken.
De muziek is luider dan gisteren.
Dit glas is helderder dan dat glas.
De appel smaakt zuur, niet zoet.

Oefening 6: Clusteren van woorden

Instructie: Sleep de woorden naar de juiste categorie: woorden die te maken hebben met smaak en geur, of woorden die te maken hebben met geluid, licht en gevoel.

Smaak en geur

Geluid, licht en gevoel

Oefening 7: Trappen van vergelijking

Instructie: Vul het juiste woord in.

Grammatica: Trappen van vergelijking

Toon vertaling Toon antwoorden

zachter, liefste, zuurste, zoetst, luider, beter, minst, zouter

1. Zout:
De soep is ... geworden nadat ik zout heb toegevoegd.
(De soep is zouter geworden nadat ik zout heb toegevoegd.)
2. Zacht:
Mijn kussen is ... dan dat van jou.
(Mijn kussen is zachter dan dat van jou.)
3. Zuur:
De citroen is het ... fruit.
(De citroen is het zuurste fruit.)
4. Graag:
Ik eet het ... zoete snoepjes.
(Ik eet het liefste zoete snoepjes.)
5. Luid:
Kan je wat ... spreken? Ik hoor je niet goed.
(Kan je wat luider spreken? Ik hoor je niet goed.)
6. Weinig:
In het donker kan ik het ... zien.
(In het donker kan ik het minst zien.)
7. Goed:
Verse bloemen ruiken ... dan oude bloemen.
(Verse bloemen ruiken beter dan oude bloemen.)
8. Zoet:
Dit snoepje is het ....
(Dit snoepje is het zoetst.)

Grammatica

We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!

A1.26.2 Grammatica

Trappen van vergelijking

Trappen van vergelijking


Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les

Zien zien

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

Nederlands Nederlands
(ik) zie (ik) zie
(jij) ziet/zie (jij) ziet/zie
(hij/zij/het) ziet (hij/zij/het) ziet
(wij) zien (wij) zien
(jullie) zien (jullie) zien
(zij) zien (zij) zien

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Ruiken ruiken

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

Nederlands Nederlands
(ik) ruik (ik) ruik
(jij) ruikt (jij) ruikt
(hij/zij/het) ruikt (hij/zij/het) ruikt
(wij) ruiken (wij) ruiken
(jullie) ruiken (jullie) ruiken
(zij) ruiken (zij) ruiken

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Horen horen

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

Nederlands Nederlands
(ik) hoor (ik) hoor
(jij) hoort / hoor (jij) hoort / hoor
(hij/zij/het) hoort (hij/zij/het) hoort
(wij) horen (wij) horen
(jullie) horen (jullie) horen
(zij) horen (zij) horen

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Nederlands oefenen? Dat kan! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏