A1.27: Vormen en figuren

Vormen en figuren

Luister- en leesmateriaal

Oefen woordenschat in context met echte materialen.

Woordenschat (14)

 Breed: Breed (Nederlands)

Breed

Show

Breed Show

 Recht: Recht (Nederlands)

Recht

Show

Recht Show

 Krom: Krom (Nederlands)

Krom

Show

Krom Show

 De cirkel: De cirkel (Nederlands)

De cirkel

Show

De cirkel Show

 De driehoek: De driehoek (Nederlands)

De driehoek

Show

De driehoek Show

 Het vierkant: Het vierkant (Nederlands)

Het vierkant

Show

Het vierkant Show

 De rechthoek: De rechthoek (Nederlands)

De rechthoek

Show

De rechthoek Show

 Laag: Laag (Nederlands)

Laag

Show

Laag Show

 Smal: Smal (Nederlands)

Smal

Show

Smal Show

 De lijn: De lijn (Nederlands)

De lijn

Show

De lijn Show

 Zwaar: Zwaar (Nederlands)

Zwaar

Show

Zwaar Show

 Hoog: Hoog (Nederlands)

Hoog

Show

Hoog Show

 Licht: Licht (Nederlands)

Licht

Show

Licht Show

 Zetten (zetten) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Zetten

Show

Zetten Show

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Gespreksoefening

Instructie:

  1. Beschrijf de afbeeldingen en vergelijk ze. (Beschrijf de afbeeldingen en vergelijk ze.)
  2. Vraag de anderen wat ze liever hebben. Kleinere of grotere auto's, ... ? (Vraag de anderen wat ze liever hebben. Kleinere of grotere auto's, .... ?)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten

Voorbeeldzinnen:

Deze auto is klein en oud.

Die auto is groter en nieuwer.

De jongens dragen bredere broeken.

Welke auto heb je liever?

Ik geef de voorkeur aan een kleinere maar modernere auto.

Ik geef de voorkeur aan oude auto's.

De straat is erg smal.

...

Oefening 2: Gesprekskaarten

Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.

Oefening 3: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

Zetten


Zetten

2

De rechthoek


De rechthoek

3

De lijn


De lijn

4

De driehoek


De driehoek

5

Laag


Laag

Oefening 4: Zinnen herschikken

Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.

Toon antwoorden
1.
is breed | en licht | van kleur. | Deze cirkel
Deze cirkel is breed en licht van kleur.
2.
daar is | smal. | hoog en | Die driehoek
Die driehoek daar is hoog en smal.
3.
op de | is zwaar. | Ik zet | dit vierkant | tafel, het
Ik zet dit vierkant op de tafel, het is zwaar.
4.
of | Is | recht | lijn | krom? | die
Is die lijn recht of krom?
5.
mijn favoriete | Dit is | vorm, want | mooi. | deze is
Dit is mijn favoriete vorm, want deze is mooi.
6.
deze. | Die is | die rechthoek | laten zien? | Kun je | groter dan
Kun je die rechthoek laten zien? Die is groter dan deze.

Oefening 5: Een woord matchen

Instructie: Kom de vertalingen overeen

Deze rechthoek is heel breed en ligt op de tafel.
Dat vierkant is lichtblauw en staat buiten.
De cirkel is rond en daarom licht.
Deze driehoek zet ik recht want hij is smal.

Oefening 6: Clusteren van woorden

Instructie: Sleep de woorden naar de juiste categorie: vormen of eigenschappen van vormen.

Vormen

Eigenschappen van vormen

Oefening 7: Aanwijzende voornaamwoorden (deze, die, dit, dat)

Instructie: Vul het juiste woord in.

Grammatica: Aanwijzende voornaamwoorden (deze, die, dit, dat)

Toon vertaling Toon antwoorden

Die, Deze, Dat

1.
... oude boom groeit krom door de wind.
(Die oude boom groeit krom door de wind.)
2.
... schilderij heeft een rechte lijn in het midden.
(Dat schilderij heeft een rechte lijn in het midden.)
3.
... huis is hoog.
(Dat huis is hoog.)
4.
... tafels zijn breed.
(Deze tafels zijn breed.)
5.
... straat is erg smal, alleen fietsen kunnen erdoor.
(Deze straat is erg smal, alleen fietsen kunnen erdoor.)
6.
... doos is erg zwaar.
(Die doos is erg zwaar.)
7.
... vlag heeft de vorm van een driehoek.
(Deze vlag heeft de vorm van een driehoek.)
8.
... tafel heeft de vorm van een rechthoek.
(Die tafel heeft de vorm van een rechthoek.)

Grammatica

We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!

A1.27.2 Grammatica

Aanwijzende voornaamwoorden (deze, die, dit, dat)

Aanwijzende voornaamwoorden (deze, die, dit, dat)


Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les

Zetten zetten

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

Nederlands Nederlands
(ik) zet (ik) zet
(jij) zet / zet je (jij) zet / zet je
(hij/zij/het) zet (hij/zij/het) zet
(wij) zetten (wij) zetten
(jullie) zetten (jullie) zetten
(zij) zetten (zij) zetten

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Nederlands oefenen? Dat kan! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏