Aanwijzende voornaamwoorden (deze, die, dit, dat)

Aanwijzende voornaamwoorden verwijzen naar zelfstandige naamwoorden, zoals 'deze' en 'dit'.

Grammatica: Aanwijzende voornaamwoorden (deze, die, dit, dat)

A1 Nederlands Aanwijzende voornaamwoorden

Niveau: A1

Module 4: Objecten en mensen beschrijven (Objecten en mensen beschrijven)

Les 27: Vormen en figuren (Vormen en figuren)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Audio en video

  1. Gebruik 'deze' en 'dit' voor zaken dichtbij, en 'die' en 'dat' voor zaken verder weg.
  2. Het aanwijzend voornaamwoord komt overeen met het geslacht en artikel van het woord.
 de-woordhet-woord
Dichtbij (Dichtbij)dezedit
Veraf (Veraf)diedat

Uitzonderingen!

  1. Verkleinwoorden hebben altijd het artikel 'het' en gebruiken dus altijd 'dit' of 'dat'.
  2. Meervouden hebben altijd het artikel 'de' en gebruiken dus altijd 'deze' of 'die'.

Oefening 1: Aanwijzende voornaamwoorden (deze, die, dit, dat)

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

Die, Deze, Dat

1.
... oude boom groeit krom door de wind.
(Die oude boom groeit krom door de wind.)
2.
... schilderij heeft een rechte lijn in het midden.
(Dat schilderij heeft een rechte lijn in het midden.)
3.
... huis is hoog.
(Dat huis is hoog.)
4.
... tafels zijn breed.
(Deze tafels zijn breed.)
5.
... straat is erg smal, alleen fietsen kunnen erdoor.
(Deze straat is erg smal, alleen fietsen kunnen erdoor.)
6.
... doos is erg zwaar.
(Die doos is erg zwaar.)
7.
... vlag heeft de vorm van een driehoek.
(Deze vlag heeft de vorm van een driehoek.)
8.
... tafel heeft de vorm van een rechthoek.
(Die tafel heeft de vorm van een rechthoek.)

Oefening 2: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

Deze


Deze

2

Dat


Dat

3

Die


Die