Trappen van vergelijking

Bijvoeglijke naamwoorden hebben drie trappen van vergelijking: de stellende trap, de vergrotende trap en de overtreffende trap.

Grammatica: Trappen van vergelijking

A1 Nederlands Superlatief

Niveau: A1

Module 4: Objecten en mensen beschrijven (Objecten en mensen beschrijven)

Les 26: Zintuigen en waarnemen (Zintuigen en waarnemen)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Audio en video

  1. De stellende trap is het gewone bijvoeglijk naamwoord.
  2. De vergrotende trap gebruik je om een vergelijking te maken.
  3. Voor de overtreffende trap staat een lidwoord.
Trap (Trap)Uitgang (Uitgang)Voorbeelden (Voorbeelden)
Stellende trap (Stellende trap)-groot, mooi, dik, klein, lief
Vergrotende trap (Vergrotende trap)-ergroter, mooier, dikker, kleiner, liever
Overtreffende trap (Overtreffende trap)het/de -st(e)het grootst, het mooist, het dikst, het kleinst, het liefst

Uitzonderingen!

  1. De vergrotende trap gebruikt 'dan': 'Dit huis is kleiner dan dat huis'.
  2. Onregelmatige vormen: goed → beter → best, veel → meer → meest, graag→ liever→ liefst, weinig→ minder→ minst .

Oefening 1: Trappen van vergelijking

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

zachter, liefste, zuurste, zoetst, luider, beter, minst, zouter

1. Zout:
De soep is ... geworden nadat ik zout heb toegevoegd.
(De soep is zouter geworden nadat ik zout heb toegevoegd.)
2. Zacht:
Mijn kussen is ... dan dat van jou.
(Mijn kussen is zachter dan dat van jou.)
3. Zuur:
De citroen is het ... fruit.
(De citroen is het zuurste fruit.)
4. Graag:
Ik eet het ... zoete snoepjes.
(Ik eet het liefste zoete snoepjes.)
5. Luid:
Kan je wat ... spreken? Ik hoor je niet goed.
(Kan je wat luider spreken? Ik hoor je niet goed.)
6. Weinig:
In het donker kan ik het ... zien.
(In het donker kan ik het minst zien.)
7. Goed:
Verse bloemen ruiken ... dan oude bloemen.
(Verse bloemen ruiken beter dan oude bloemen.)
8. Zoet:
Dit snoepje is het ....
(Dit snoepje is het zoetst.)

Oefening 2: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

zoetst


zoetst

2

liefste


liefste

3

zouter


zouter

4

minst


minst