Woordenschat (13)

 Bang: Bang (Nederlands)

Ik ben bang voor de storm.

Show

Ik ben bang voor de storm. Show

Bang

Show

Bang Show

 Zich voelen (zich voelen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Wij voelen ons blij bij vrienden.

Show

Wij voelen ons blij bij vrienden. Show

Zich voelen

Show

Zich voelen Show

 Glimlachen (glimlachen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Jij glimlacht omdat de zon schijnt.

Show

Jij glimlacht omdat de zon schijnt. Show

Glimlachen

Show

Glimlachen Show

 Gelukkig: Gelukkig (Nederlands)

Hij is gelukkig met zijn nieuwe bril.

Show

Hij is gelukkig met zijn nieuwe bril. Show

Gelukkig

Show

Gelukkig Show

 Verdrietig: Verdrietig (Nederlands)

Het kind is verdrietig en huilt.

Show

Het kind is verdrietig en huilt. Show

Verdrietig

Show

Verdrietig Show

 Goed: Goed (Nederlands)

De kleur van de bril is goed.

Show

De kleur van de bril is goed. Show

Goed

Show

Goed Show

 Lachen (lachen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Zij lachen omdat het een fijne dag is.

Show

Zij lachen omdat het een fijne dag is. Show

Lachen

Show

Lachen Show

 Saai: Saai (Nederlands)

Hij ziet er niet blij uit, want zijn boeken zijn saai.

Show

Hij ziet er niet blij uit, want zijn boeken zijn saai. Show

Saai

Show

Saai Show

 Rustig: Rustig (Nederlands)

Hij is rustig en blij vandaag.

Show

Hij is rustig en blij vandaag. Show

Rustig

Show

Rustig Show

 Zenuwachtig: Zenuwachtig (Nederlands)

Ik ben soms zenuwachtig voor het examen.

Show

Ik ben soms zenuwachtig voor het examen. Show

Zenuwachtig

Show

Zenuwachtig Show

 Slecht: Slecht (Nederlands)

Ik ben bang, want ik voel mij slecht.

Show

Ik ben bang, want ik voel mij slecht. Show

Slecht

Show

Slecht Show

 Blij: Blij (Nederlands)

Hij is blij met zijn nieuwe blauwe bril.

Show

Hij is blij met zijn nieuwe blauwe bril. Show

Blij

Show

Blij Show

 Boos: Boos (Nederlands)

De jongen is boos en hij lacht niet.

Show

De jongen is boos en hij lacht niet. Show

Boos

Show

Boos Show

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Gespreksoefening

Instructie:

  1. Wat is de emotie in elke afbeelding? (Wat is de emotie in elke afbeelding?)
  2. Vraag aan de persoon naast je hoe ze zich voelen. (Vraag aan de persoon naast je hoe hij of zij zich voelt.)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten

Voorbeeldzinnen:

De jongen op de eerste foto is blij.

De jongen op de eerste foto is blij.

Het meisje voelt zich moe.

Het meisje voelt zich moe.

Zij is erg boos.

Zij is erg boos.

Hoe voel je je?

Hoe voel je je?

Ik ben rustig en gelukkig.

Ik ben rustig en gelukkig.

Ik ben een beetje moe.

Ik ben een beetje moe.

...

Oefening 2: Zinnen herschikken

Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.

Toon antwoorden Toon vertaling
1.
lacht niet. | is boos | en hij | De jongen
De jongen is boos en hij lacht niet.
(De jongen is boos en hij lacht niet.)
2.
brillen | zijn | mij. | De | goede | voor
De brillen zijn goede voor mij.
(De brillen zijn goede voor mij.)
3.
storm. | bang | voor | ben | Ik | de
Ik ben bang voor de storm.
(Ik ben bang voor de storm.)
4.
er niet | want zijn | Hij ziet | boeken zijn | saai. | blij uit,
Hij ziet er niet blij uit, want zijn boeken zijn saai.
(Hij ziet er niet blij uit, want zijn boeken zijn saai.)
5.
zijn nieuwe | blauwe bril. | Hij is | blij met
Hij is blij met zijn nieuwe blauwe bril.
(Hij is blij met zijn nieuwe blauwe bril.)
6.
bezoeken. | als wij | Wij glimlachen | de markt
Wij glimlachen als wij de markt bezoeken.
(Wij glimlachen als wij de markt bezoeken.)
7.
ben. | lach | blij | ik | wanneer | Ik
Ik lach wanneer ik blij ben.
(Ik lach wanneer ik blij ben.)

Oefening 3: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

Zenuwachtig


Zenuwachtig

2

Lachen


Lachen

3

Verdrietig


Verdrietig

4

Blij


Blij

5

Boos


Boos

Oefening 4: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies het juiste werkwoord en de juiste tijd.

Toon vertaling Toon antwoorden

voelen je/jullie, lacht, voel me, voelen ons, voelt zich, lachen, voelt je

1.
... zenuwachtig voor de test?
(Voelt je zenuwachtig voor de test?)
2.
Jullie ... veel op het feestje.
(Jullie lachen veel op het feestje.)
3.
... je boos op hem?
(Voelen je/jullie je boos op hem?)
4.
Ik ... gelukkig vandaag.
(Ik voel me gelukkig vandaag.)
5.
Wij ... samen om een grap.
(Wij lachen samen om een grap.)
6.
Jij ... om de grappige film.
(Jij lacht om de grappige film.)
7.
Wij ... blij bij vrienden.
(Wij voelen ons blij bij vrienden.)
8.
Hij ... rustig in de ochtend.
(Hij voelt zich rustig in de ochtend.)

Oefening 5: Voorzetsels Om, door, aan, naar, met,...

Instructie: Vul het juiste woord in.

Grammatica: Voorzetsels Om, door, aan, naar, met,...

Toon vertaling Toon antwoorden

Door, om, aan, door, naar

1.
Op school lacht iedereen ... de mop van de leraar.
(Op school lacht iedereen om de mop van de leraar.)
2.
... het wandelen voel ik mij terug rustig.
(Door het wandelen voel ik mij terug rustig.)
3.
Ik ben blij, want we vertrekken ... Spanje
(Ik ben blij, want we vertrekken naar Spanje)
4.
Ik geef een knuffel ... mijn moeder, omdat ze verdrietig is.
(Ik geef een knuffel aan mijn moeder, omdat ze verdrietig is.)
5.
Ik ben boos, want de trein ... mijn werk is altijd te laat.
(Ik ben boos, want de trein naar mijn werk is altijd te laat.)
6.
Ik ben zenuwachtig ... het examen.
(Ik ben zenuwachtig door het examen.)
7.
... de harde wind ben ik een beetje bang.
(Door de harde wind ben ik een beetje bang.)
8.
Ik stuur een kaart ... mijn oma. Dat maakt haar gelukkig.
(Ik stuur een kaart naar mijn oma. Dat maakt haar gelukkig.)

Grammatica

We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!

Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les

Lachen lachen

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

Nederlands Nederlands
ik lach ik lach
jij lacht jij lacht
hij/zij/het lacht hij/zij/het lacht
wij lachen wij lachen
jullie lachen jullie lachen
zij lachen zij lachen

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Zich voelen zich voelen

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

Nederlands Nederlands
ik voel me ik voel me
jij voelt je jij voelt je
hij/zij/het voelt zich hij/zij/het voelt zich
wij voelen ons wij voelen ons
jullie voelen je/jullie jullie voelen je/jullie
zij voelen zich zij voelen zich

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Nederlands oefenen? Dat kan! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏