Leven (leven) - Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT), conditionele wijs (Conditionele Tegenwoordige Tijd , conditionele wijs)

 Leven (leven) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leven - Vervoeging van Leven in het Nederlands: vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de voorwaardelijke tegenwoordige tijd, voorwaardelijke wijs tijd (Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT), conditionele wijs).

Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT), conditionele wijs (Conditionele Tegenwoordige Tijd , conditionele wijs)

Alle vervoegingen en tijden: Leven (leven) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Lesprogramma: Nederlandse les - Huisvesting en accommodatie (Huisvesting en accommodatie)

Uitgang van leven in de voorwaardelijke tegenwoordige tijd (CTT)

Nederlands Nederlands
ik zou leven ik zou leven
jij zou leven / zou jij leven jij zou leven / zou jij leven
(hij/zij/het) hij zou leven / zij zou leven / het zou leven (hij/zij/het) hij zou leven / zij zou leven / het zou leven
wij zouden leven wij zouden leven
jullie zouden leven jullie zouden leven
zij zouden leven zij zouden leven

Voorbeeldzinnen

Nederlands Nederlands
Ik zou leven voor mijn gezin en onze toekomst. Ik zou leven voor mijn gezin en onze toekomst.
Jij zou leven met een huisdier in het nieuwe huis. Jij zou leven met een huisdier in het nieuwe huis.
Hij zou leven met zijn partner en drie kinderen. Hij zou leven met zijn partner en drie kinderen.
Wij zouden leven samen en een gezin stichten. Wij zouden leven samen en een gezin stichten.
Jullie zouden leven in harmonie als koppel. Jullie zouden leven in harmonie als koppel.
Zij zouden leven voor hun baby en tiener samen. Zij zouden leven voor hun baby en tiener samen.

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies de juiste vorm.

Toon vertaling Toon antwoorden

zij zouden leven, hij, zou, leven, jij, zij, wij zouden leven, jullie zouden leven, ik zou leven

1.
... ... ... met ...n partner en drie kinderen.
(Hij zou leven met zijn partner en drie kinderen.)
2.
... samen en een gezin stichten.
(Wij zouden leven samen en een gezin stichten.)
3.
... voor hun baby en tiener samen.
(Zij zouden leven voor hun baby en tiener samen.)
4.
... ... ... met een huisdier in het nieuwe huis.
(Jij zou leven met een huisdier in het nieuwe huis.)
5.
... voor mijn gezin en onze toekomst.
(Ik zou leven voor mijn gezin en onze toekomst.)
6.
... in harmonie als koppel.
(Jullie zouden leven in harmonie als koppel.)