Nemen (nemen) - Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Onvoltooid tegenwoordige tijd , aantonende wijs)

 Nemen (nemen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Nemen - Vervoeging van Nemen in het Nederlands: vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de onvoltooid tegenwoordige tijd, aantonende wijs (Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs).

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Onvoltooid tegenwoordige tijd , aantonende wijs)

Alle vervoegingen en tijden: Nemen (nemen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Lesprogramma: Nederlandse les - Eten bestellen en uit eten gaan (Eten bestellen en uit eten gaan)

Vervoeging van het werkwoord nemen in de Onvoltooid Tegenwoordige Tijd (OTT)

Nederlands Nederlands
(ik) neem (ik) neem
(jij) neemt / neem (jij) neemt / neem
(hij/zij/het) neemt (hij/zij/het) neemt
(wij) nemen (wij) nemen
(jullie) nemen (jullie) nemen
(zij) nemen (zij) nemen

Voorbeeldzinnen

Nederlands Nederlands
Ik neem het hoofdgerecht in het restaurant. Ik neem het hoofdgerecht in het restaurant.
Neem jij een drankje aan de bar? Neem jij een drankje aan de bar?
Hij neemt het voorgerecht van de menukaart. Hij neemt het voorgerecht van de menukaart.
Wij nemen het nagerecht samen in de kantine. Wij nemen het nagerecht samen in de kantine.
Jullie nemen de menukaart om te bestellen. Jullie nemen de menukaart om te bestellen.
Zij nemen altijd iets lekkers in het restaurant. Zij nemen altijd iets lekkers in het restaurant.

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies de juiste vorm.

Toon vertaling Toon antwoorden

neemt, nemen, neem

1.
Ik ... het hoofdgerecht in het restaurant.
(Ik neem het hoofdgerecht in het restaurant.)
2.
... jij een drankje aan de bar?
(Neem jij een drankje aan de bar?)
3.
Hij ... het voorgerecht van de menukaart.
(Hij neemt het voorgerecht van de menukaart.)
4.
Wij ... het nagerecht samen in de kantine.
(Wij nemen het nagerecht samen in de kantine.)
5.
Jullie ... de menukaart om te bestellen.
(Jullie nemen de menukaart om te bestellen.)
6.
Zij ... altijd iets lekkers in het restaurant.
(Zij nemen altijd iets lekkers in het restaurant.)