Rennen (rennen) - Voltooid tegenwoordige tijd (VTT), aantonende wijs (Voltooid tegenwoordige tijd , aantonende wijs)

 Rennen (rennen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Rennen - Verbuiging van Rennen in het Nederlands: vervoegingstabellen, voorbeelden en oefeningen in de voltooid tegenwoordige tijd, aanvoegende wijs (Voltooid tegenwoordige tijd (VTT), aantonende wijs).

Voltooid tegenwoordige tijd (VTT), aantonende wijs (Voltooid tegenwoordige tijd , aantonende wijs)

Alle vervoegingen en tijden: Rennen (rennen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Lesprogramma: Nederlandse les - Oefening en levensstijl (Oefening en levensstijl)

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) van rennen

Nederlands Nederlands
(ik) heb gerend (ik) heb gerend
(jij) hebt/ hebt gerend (jij) hebt/ hebt gerend
(hij/zij/het) heeft gerend (hij/zij/het) heeft gerend
(wij) hebben gerend (wij) hebben gerend
(jullie) hebben gerend (jullie) hebben gerend
(zij) hebben gerend (zij) hebben gerend

Voorbeeldzinnen

Nederlands Nederlands
Ik heb vandaag lang gerend voor krachttraining. Ik heb vandaag lang gerend voor krachttraining.
Jij hebt gisteren hard gerend in de ochtendroutine. Jij hebt gisteren hard gerend in de ochtendroutine.
Hij heeft in het zwembad gerend voor de conditie. Hij heeft in het zwembad gerend voor de conditie.
Wij hebben samen gerend om sterk te blijven. Wij hebben samen gerend om sterk te blijven.
Jullie hebben veel gerend tijdens de training buiten. Jullie hebben veel gerend tijdens de training buiten.
Zij hebben de oefeningen inclusief rennen gedaan vandaag. Zij hebben de oefeningen inclusief rennen gedaan vandaag.

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies de juiste vorm.

Toon vertaling Toon antwoorden

hebben, heb, hebt, heeft, gerend

1.
Ik ... vandaag lang ... voor krachttraining.
(Ik heb vandaag lang gerend voor krachttraining.)
2.
Zij ... de oefeningen inclusief rennen gedaan vandaag.
(Zij hebben de oefeningen inclusief rennen gedaan vandaag.)
3.
Hij ... in het zwembad ... voor de conditie.
(Hij heeft in het zwembad gerend voor de conditie.)
4.
Wij ... samen ... om sterk te blijven.
(Wij hebben samen gerend om sterk te blijven.)
5.
Jullie ... veel ... tijdens de training buiten.
(Jullie hebben veel gerend tijdens de training buiten.)
6.
Jij ... gisteren hard ... in de ochtendroutine.
(Jij hebt gisteren hard gerend in de ochtendroutine.)