Rijden (rijden) - Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Onvoltooid tegenwoordige tijd , aantonende wijs)

 Rijden (rijden) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Rijden - Vervoeging van Rijden in het Nederlands: Vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de tegenwoordige tijd, aantonende wijs (Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs).

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Onvoltooid tegenwoordige tijd , aantonende wijs)

Alle vervoegingen en tijden: Rijden (rijden) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Lesprogramma: Nederlandse les - Transport (Transport)

Vervoeging van 'rijden' in de onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

Nederlands Nederlands
ik rijd ik rijd
jij rijdt jij rijdt
hij/zij/het rijdt hij/zij/het rijdt
wij rijden wij rijden
jullie rijden jullie rijden
zij rijden zij rijden

Voorbeeldzinnen

Nederlands Nederlands
Ik rijd met de fiets naar school. Ik rijd met de fiets naar school.
Jij rijdt morgen met de bus. Jij rijdt morgen met de bus.
Hij rijdt vandaag in de auto. Hij rijdt vandaag in de auto.
Wij rijden samen met de trein. Wij rijden samen met de trein.
Jullie rijden naar huis met de taxi. Jullie rijden naar huis met de taxi.
Zij rijden elke dag met de metro. Zij rijden elke dag met de metro.

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies de juiste vorm.

Toon vertaling Toon antwoorden

rijden, rijd, rijdt

1.
Jullie ... naar huis met de taxi.
(Jullie rijden naar huis met de taxi.)
2.
Ik ... met de fiets naar school.
(Ik rijd met de fiets naar school.)
3.
Jij ... morgen met de bus.
(Jij rijdt morgen met de bus.)
4.
Hij ... vandaag in de auto.
(Hij rijdt vandaag in de auto.)
5.
Wij ... samen met de trein.
(Wij rijden samen met de trein.)
6.
Zij ... elke dag met de metro.
(Zij rijden elke dag met de metro.)