10K+ studenten - 4.8/5

Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

Ruiken (ruiken) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vervoeging van ruiken (ruiken) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

 Ruiken (ruiken) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Niveau: A1

Module 4: Objecten en mensen beschrijven (Objecten en mensen beschrijven)

Les 26: Zintuigen en waarnemen (Zintuigen en waarnemen)

Infinitief Voltooid deelwoord
Ruiken (Ruiken) Geroken (Geroken)

Werkwoordsvormen

Aantonende wijs

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT) 

Nederlands Nederlands
ik ruik ik ruik
jij ruikt jij ruikt
hij/zij/het ruikt hij/zij/het ruikt
wij ruiken wij ruiken
jullie ruiken jullie ruiken
zij ruiken zij ruiken

Onvoltooid verleden tijd (OVT) 

Nederlands Nederlands
ik rook ik rook
jij rook jij rook
hij/zij/het rook hij/zij/het rook
wij roken wij roken
jullie roken jullie roken
zij roken zij roken

Voltooid tegenwoordige tijd (VTT) 

Nederlands Nederlands
ik heb geroken ik heb geroken
jij hebt geroken jij hebt geroken
hij/zij/het heeft geroken hij/zij/het heeft geroken
wij hebben geroken wij hebben geroken
jullie hebben geroken jullie hebben geroken
zij hebben geroken zij hebben geroken

Voltooid verleden tijd (VVT) 

Nederlands Nederlands
ik heb geroken ik heb geroken
jij hebt geroken jij hebt geroken
hij/zij/het heeft geroken hij/zij/het heeft geroken
wij hebben geroken wij hebben geroken
jullie hebben geroken jullie hebben geroken
zij hebben geroken zij hebben geroken

Onvoltooid toekomende tijd (OTTk) 

Nederlands Nederlands
ik zal ruiken ik zal ruiken
jij zult ruiken jij zult ruiken
hij/zij/het zal ruiken hij/zij/het zal ruiken
wij zullen ruiken wij zullen ruiken
jullie zullen ruiken jullie zullen ruiken
zij zullen ruiken zij zullen ruiken

Voltooid toekomende tijd (VTTk) 

Nederlands Nederlands
ik zal geroken hebben ik zal geroken hebben
jij zult/zal geroken hebben jij zult/zal geroken hebben
hij/zij/het zal geroken hebben hij/zij/het zal geroken hebben
wij zullen geroken hebben wij zullen geroken hebben
jullie zullen geroken hebben jullie zullen geroken hebben
zij zullen geroken hebben zij zullen geroken hebben
Conditionele wijs

Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT) 

Nederlands Nederlands
ik zou geroken hebben ik zou geroken hebben
jij zou geroken hebben jij zou geroken hebben
hij/zij/het zou geroken hebben hij/zij/het zou geroken hebben
wij zouden geroken hebben wij zouden geroken hebben
jullie zouden geroken hebben jullie zouden geroken hebben
zij zouden geroken hebben zij zouden geroken hebben

Conditionele Verleden Tijd (CVT) 

Nederlands Nederlands
ik zou geroken hebben ik zou geroken hebben
jij zou geroken hebben jij zou geroken hebben
hij/zij/het zou geroken hebben hij/zij/het zou geroken hebben
wij zouden geroken hebben wij zouden geroken hebben
jullie zouden geroken hebben jullie zouden geroken hebben
zij zouden geroken hebben zij zouden geroken hebben
Imperatief (gebiedende wijs)

Gebiedende wijs 

Nederlands Nederlands
Ruik! Ruik!