Ruiken (ruiken) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen
Delen
Gekopieerd!
Vervoeging van ruiken (ruiken) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.
Infinitief |
Voltooid deelwoord |
Ruiken (Ruiken) |
Geroken (Geroken) |
Werkwoordsvormen
Aantonende wijs |
Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
(ik) ruik |
(ik) ruik |
(jij) ruikt |
(jij) ruikt |
(hij/zij/het) ruikt |
(hij/zij/het) ruikt |
(wij) ruiken |
(wij) ruiken |
(jullie) ruiken |
(jullie) ruiken |
(zij) ruiken |
(zij) ruiken |
|
Onvoltooid verleden tijd (OVT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
(ik) rook |
(ik) rook |
(jij) rook |
(jij) rook |
(hij/zij/het) rook |
(hij/zij/het) rook |
(wij) roken |
(wij) roken |
(jullie) roken |
(jullie) roken |
(zij) roken |
(zij) roken |
|
Voltooid tegenwoordige tijd (VTT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
(ik) heb geroken |
(ik) heb geroken |
(jij) hebt geroken |
(jij) hebt geroken |
(hij/zij/het) heeft geroken |
(hij/zij/het) heeft geroken |
(wij) hebben geroken |
(wij) hebben geroken |
(jullie) hebben geroken |
(jullie) hebben geroken |
(zij) hebben geroken |
(zij) hebben geroken |
|
Voltooid verleden tijd (VVT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
(ik) heb geroken |
(ik) heb geroken |
(jij) hebt geroken |
(jij) hebt geroken |
(hij/zij/het) heeft geroken |
(hij/zij/het) heeft geroken |
(wij) hebben geroken |
(wij) hebben geroken |
(jullie) hebben geroken |
(jullie) hebben geroken |
(zij) hebben geroken |
(zij) hebben geroken |
|
Onvoltooid toekomende tijd (OTTk)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
(ik) zal ruiken |
(ik) zal ruiken |
(jij) zult ruiken |
(jij) zult ruiken |
(hij/zij/het) zal ruiken |
(hij/zij/het) zal ruiken |
(wij) zullen ruiken |
(wij) zullen ruiken |
(jullie) zullen ruiken |
(jullie) zullen ruiken |
(zij) zullen ruiken |
(zij) zullen ruiken |
|
Voltooid toekomende tijd (VTTk)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
(ik) zal geroken hebben |
(ik) zal geroken hebben |
(jij) zult/zal geroken hebben |
(jij) zult/zal geroken hebben |
(hij/zij/het) zal geroken hebben |
(hij/zij/het) zal geroken hebben |
(wij) zullen geroken hebben |
(wij) zullen geroken hebben |
(jullie) zullen geroken hebben |
(jullie) zullen geroken hebben |
(zij) zullen geroken hebben |
(zij) zullen geroken hebben |
|
Conditionele wijs |
Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
(ik) zou geroken hebben |
(ik) zou geroken hebben |
(jij) zou geroken hebben |
(jij) zou geroken hebben |
(hij/zij/het) zou geroken hebben |
(hij/zij/het) zou geroken hebben |
(wij) zouden geroken hebben |
(wij) zouden geroken hebben |
(jullie) zouden geroken hebben |
(jullie) zouden geroken hebben |
(zij) zouden geroken hebben |
(zij) zouden geroken hebben |
|
Conditionele Verleden Tijd (CVT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
(ik) zou geroken hebben |
(ik) zou geroken hebben |
(jij) zou geroken hebben |
(jij) zou geroken hebben |
(hij/zij/het) zou geroken hebben |
(hij/zij/het) zou geroken hebben |
(wij) zouden geroken hebben |
(wij) zouden geroken hebben |
(jullie) zouden geroken hebben |
(jullie) zouden geroken hebben |
(zij) zouden geroken hebben |
(zij) zouden geroken hebben |
|
Imperatief (gebiedende wijs) |
Gebiedende wijs
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
Ruik! |
Ruik! |
|