Slapen (slapen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen
Delen
Gekopieerd!
Vervoeging van slapen (slapen) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.
Infinitief |
Voltooid deelwoord |
Slapen (Slapen) |
Geslapen (Geslapen) |
Werkwoordsvormen
Aantonende wijs |
Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
(ik) slaap |
(ik) slaap |
(jij) slaapt/slaapt |
(jij) slaapt/slaapt |
(hij/zij/het) slaapt |
(hij/zij/het) slaapt |
(wij) slapen |
(wij) slapen |
(jullie) slapen |
(jullie) slapen |
(zij) slapen |
(zij) slapen |
|
Onvoltooid verleden tijd (OVT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
(ik) sliep |
(ik) sliep |
(jij) sliep |
(jij) sliep |
(hij/zij/het) sliep |
(hij/zij/het) sliep |
(wij) sliepen |
(wij) sliepen |
(jullie) sliepen |
(jullie) sliepen |
(zij) sliepen |
(zij) sliepen |
|
Voltooid tegenwoordige tijd (VTT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
(ik) heb geslapen |
(ik) heb geslapen |
(jij) hebt/ heeft geslapen |
(jij) hebt/ heeft geslapen |
(hij/zij/het) heeft geslapen |
(hij/zij/het) heeft geslapen |
(wij) hebben geslapen |
(wij) hebben geslapen |
(jullie) hebben geslapen |
(jullie) hebben geslapen |
(zij) hebben geslapen |
(zij) hebben geslapen |
|
Voltooid verleden tijd (VVT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
(ik) heb/hebben geslapen |
(ik) heb/hebben geslapen |
(jij) hebt/hebben geslapen |
(jij) hebt/hebben geslapen |
(hij/zij/het) heeft/hebben geslapen |
(hij/zij/het) heeft/hebben geslapen |
(wij) hebben geslapen |
(wij) hebben geslapen |
(jullie) hebben geslapen |
(jullie) hebben geslapen |
(zij) hebben geslapen |
(zij) hebben geslapen |
|
Onvoltooid toekomende tijd (OTTk)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
(ik) zal slapen |
(ik) zal slapen |
(jij) zult slapen |
(jij) zult slapen |
(hij/zij/het) zal slapen |
(hij/zij/het) zal slapen |
(wij) zullen slapen |
(wij) zullen slapen |
(jullie) zullen slapen |
(jullie) zullen slapen |
(zij) zullen slapen |
(zij) zullen slapen |
|
Voltooid toekomende tijd (VTTk)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
(ik) zal geslapen hebben |
(ik) zal geslapen hebben |
(jij) zult/zal geslapen hebben |
(jij) zult/zal geslapen hebben |
(hij/zij/het) zal geslapen hebben |
(hij/zij/het) zal geslapen hebben |
(wij) zullen geslapen hebben |
(wij) zullen geslapen hebben |
(jullie) zullen geslapen hebben |
(jullie) zullen geslapen hebben |
(zij) zullen geslapen hebben |
(zij) zullen geslapen hebben |
|
Conditionele wijs |
Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
(ik) zou slapen |
(ik) zou slapen |
(jij) zou slapen |
(jij) zou slapen |
(hij/zij/het) zou slapen |
(hij/zij/het) zou slapen |
(wij) zouden slapen |
(wij) zouden slapen |
(jullie) zouden slapen |
(jullie) zouden slapen |
(zij) zouden slapen |
(zij) zouden slapen |
|
Conditionele Verleden Tijd (CVT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
(ik) zou geslapen hebben |
(ik) zou geslapen hebben |
(jij) zou geslapen hebben |
(jij) zou geslapen hebben |
(hij/zij/het) zou geslapen hebben |
(hij/zij/het) zou geslapen hebben |
(wij) zouden geslapen hebben |
(wij) zouden geslapen hebben |
(jullie) zouden geslapen hebben |
(jullie) zouden geslapen hebben |
(zij) zouden geslapen hebben |
(zij) zouden geslapen hebben |
|
Imperatief (gebiedende wijs) |
Gebiedende wijs
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
Slaap! |
Slaap! |
|