Luister- en leesmateriaal

Oefen woordenschat in context met echte materialen.

Woordenschat (14)

 Werken (werken) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Jullie werken als leraren.

Show

Jullie werken als leraren. Show

Werken

Show

Werken Show

 Dagelijks: Dagelijks (Nederlands)

Dagelijks ontbijt ik met een appel en een kop koffie.

Show

Dagelijks ontbijt ik met een appel en een kop koffie. Show

Dagelijks

Show

Dagelijks Show

 Beginnen (beginnen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Ik begin maandag met werken.

Show

Ik begin maandag met werken. Show

Beginnen

Show

Beginnen Show

 Doen (doen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Jij doet werk als brandweerman.

Show

Jij doet werk als brandweerman. Show

Doen

Show

Doen Show

 Douchen (douchen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Jullie douchen in de avond.

Show

Jullie douchen in de avond. Show

Douchen

Show

Douchen Show

 Dromen (dromen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Jullie dromen over Frankrijk.

Show

Jullie dromen over Frankrijk. Show

Dromen

Show

Dromen Show

 Zich aankleden (zich aankleden) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Wij kleden ons aan en gaan naar de ochtend.

Show

Wij kleden ons aan en gaan naar de ochtend. Show

Zich aankleden

Show

Zich aankleden Show

 Opstaan (opstaan) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Jij staat op en eet een banaan.

Show

Jij staat op en eet een banaan. Show

Opstaan

Show

Opstaan Show

 Kammen (kammen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Hij kamt zijn haar voor het ontbijt.

Show

Hij kamt zijn haar voor het ontbijt. Show

Kammen

Show

Kammen Show

 Slapen (slapen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Zij slapen na het douchen.

Show

Zij slapen na het douchen. Show

Slapen

Show

Slapen Show

 Wakker worden (wakker worden) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Hij wordt wakker met de regen.

Show

Hij wordt wakker met de regen. Show

Wakker worden

Show

Wakker worden Show

 Zich wassen (zich wassen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Jij wast je elke ochtend.

Show

Jij wast je elke ochtend. Show

Zich wassen

Show

Zich wassen Show

 Ontbijten (ontbijten) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Hij ontbijt met eieren en koffie.

Show

Hij ontbijt met eieren en koffie. Show

Ontbijten

Show

Ontbijten Show

 Zich scheren (zich scheren) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Jij scheert je elke ochtend.

Show

Jij scheert je elke ochtend. Show

Zich scheren

Show

Zich scheren Show

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Gespreksoefening

Instructie:

  1. Vertel op welk uur Raul welke activiteit doet. (Vertel op welk uur Raul welke activiteit doet.)
  2. Beschrijf je dagelijkse routine. (Beschrijf je dagelijkse routine.)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten

Voorbeeldzinnen:

Om 7:00 wordt Raul wakker.

Om 7:00 wordt Raul wakker.

Om kwart over zeven doucht Raul.

Om kwart over zeven doucht Raul.

Raul gaat om half twaalf 's nachts naar bed.

Raul gaat om half twaalf 's nachts naar bed.

Ik sta op om half acht.

Ik sta op om half acht.

Ik ontbijt om kwart voor acht.

Ik ontbijt om kwart voor acht.

Ik ga om tien uur 's avonds naar bed.

Ik ga om tien uur 's avonds naar bed.

...

Oefening 2: Zinnen herschikken

Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.

Toon antwoorden Toon vertaling
1.
aan | een | werken | project. | Zij
Zij werken aan een project.
(Zij werken aan een project.)
2.
brood | kaas. | ontbijt | en | Jij | met
Jij ontbijt met brood en kaas.
(Jij ontbijt met brood en kaas.)
3.
met | de | wordt | Hij | regen. | wakker
Hij wordt wakker met de regen.
(Hij wordt wakker met de regen.)
4.
droomt | Jij | nacht. | in | de
Jij droomt in de nacht.
(Jij droomt in de nacht.)
5.
voor de | Zij kammen | verjaardag. | hun haar
Zij kammen hun haar voor de verjaardag.
(Zij kammen hun haar voor de verjaardag.)
6.
een appel | kop koffie. | Dagelijks ontbijt | ik met | en een
Dagelijks ontbijt ik met een appel en een kop koffie.
(Dagelijks ontbijt ik met een appel en een kop koffie.)
7.
sta | het | op | voor | ontbijt. | Ik
Ik sta op voor het ontbijt.
(Ik sta op voor het ontbijt.)

Oefening 3: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

Dagelijks


Dagelijks

2

Werken


Werken

3

Opstaan


Opstaan

4

Kammen


Kammen

5

Zich wassen


Zich wassen

Oefening 4: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies het juiste werkwoord en de juiste tijd.

Toon vertaling Toon antwoorden

scheren ons, wast je, slaapt, slapen, wassen je, wassen ons, scheer me

1.
Jullie ... snel voor het werk.
(Jullie wassen je snel voor het werk.)
2.
Zij ... na het douchen.
(Zij slapen na het douchen.)
3.
Jij ... na het avondeten.
(Jij slaapt na het avondeten.)
4.
Wij ... na het sporten.
(Wij wassen ons na het sporten.)
5.
Ik ... na het opstaan.
(Ik scheer me na het opstaan.)
6.
Wij ... dagelijks.
(Wij scheren ons dagelijks.)
7.
Jij ... elke ochtend.
(Jij wast je elke ochtend.)
8.
Jullie ... in het weekend uit.
(Jullie slapen in het weekend uit.)

Oefening 5: Wederkerende werkwoorden (zich wassen, zich scheren)

Instructie: Vul het juiste woord in.

Grammatica: Wederkerende werkwoorden (zich wassen, zich scheren)

Toon vertaling Toon antwoorden

was me, scheert je, vergist zich, wassen zich, haasten je, herinner me, schaamt zich

1. Zich scheren:
Jij ... elke dag voor het werk.
(Jij scheert je elke dag voor het werk.)
2. Zich wassen:
Ik ... elke ochtend met koud water.
(Ik was me elke ochtend met koud water.)
3. Zich vergissen:
Hij ... in de tijd.
(Hij vergist zich in de tijd.)
4. Zich schamen:
Hij ... voor zijn fout.
(Hij schaamt zich voor zijn fout.)
5. Zich wassen:
Zij ... na het sporten.
(Zij wassen zich na het sporten.)
6. Zich haasten:
Jullie ... om op tijd op school te komen.
(Jullie haasten je om op tijd op school te komen.)
7. Zich herinneren:
Ik ... de afspraak met de dokter.
(Ik herinner me de afspraak met de dokter.)

Grammatica

We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!

A1.16.2 Grammatica

Wederkerende werkwoorden (zich wassen, zich scheren)

Wederkerende werkwoorden (zich wassen, zich scheren)


Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les

Zich scheren zich scheren

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

Nederlands Nederlands
ik scheer me ik scheer me
jij scheert je jij scheert je
hij/zij/het scheert zich hij/zij/het scheert zich
wij scheren ons wij scheren ons
jullie scheren je jullie scheren je
zij scheren zich zij scheren zich

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Zich wassen zich wassen

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

Nederlands Nederlands
ik was me ik was me
jij wast je jij wast je
hij/zij/het wast zich hij/zij/het wast zich
wij wassen ons wij wassen ons
jullie wassen je jullie wassen je
zij wassen zich zij wassen zich

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Slapen slapen

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

Nederlands Nederlands
ik slaap ik slaap
jij slaapt jij slaapt
hij/zij/het slaapt hij/zij/het slaapt
wij slapen wij slapen
jullie slapen jullie slapen
zij slapen zij slapen

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Nederlands oefenen? Dat kan! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏