A1.16: Dagelijkse routines

Dagelijkse routines

Luister- en leesmateriaal

Oefen woordenschat in context met echte materialen.

Woordenschat (13)

 Werken (werken) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Werken

Show

Werken Show

 Dagelijks: Dagelijks (Nederlands)

Dagelijks

Show

Dagelijks Show

 Beginnen (beginnen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Beginnen

Show

Beginnen Show

 Doen (doen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Doen

Show

Doen Show

 Douchen (douchen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Douchen

Show

Douchen Show

 Zich aankleden (zich aankleden) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Zich aankleden

Show

Zich aankleden Show

 Opstaan (opstaan) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Opstaan

Show

Opstaan Show

 Kammen (kammen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Kammen

Show

Kammen Show

 Slapen (slapen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Slapen

Show

Slapen Show

 Wakker worden (wakker worden) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Wakker worden

Show

Wakker worden Show

 Zich wassen (zich wassen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Zich wassen

Show

Zich wassen Show

 Ontbijten (ontbijten) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Ontbijten

Show

Ontbijten Show

 Zich scheren (zich scheren) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Zich scheren

Show

Zich scheren Show

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Gespreksoefening

Instructie:

  1. Vertel op welk uur Raul welke activiteit doet. (Vertel op welk uur Raul welke activiteit doet.)
  2. Beschrijf je dagelijkse routine. (Beschrijf je dagelijkse routine.)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten

Voorbeeldzinnen:

Om 7:00 wordt Raul wakker.

Om kwart over zeven doucht Raul.

Raul gaat om half twaalf 's nachts naar bed.

Ik sta op om half acht.

Ik ontbijt om kwart voor acht.

Ik ga om tien uur 's avonds naar bed.

...

Oefening 2: Gesprekskaarten

Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.

Oefening 3: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

Zich aankleden


Zich aankleden

2

Opstaan


Opstaan

3

Zich scheren


Zich scheren

4

Beginnen


Beginnen

5

Douchen


Douchen

Oefening 4: Zinnen herschikken

Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.

Toon antwoorden
1.
me elke | het opstaan. | Ik was | ochtend na
Ik was me elke ochtend na het opstaan.
2.
het werk. | ochtends voor | Hij scheert | zich ’s
Hij scheert zich ’s ochtends voor het werk.
3.
douchen kleed | snel aan. | ik me | Na het
Na het douchen kleed ik me snel aan.
4.
haasten. | me moet | als ik | Wakker worden | is moeilijk
Wakker worden is moeilijk als ik me moet haasten.
5.
en koffie. | met brood | elke dag | Ik ontbijt
Ik ontbijt elke dag met brood en koffie.
6.
we over | Tijdens de | routines. | onze dagelijkse | lunch praten
Tijdens de lunch praten we over onze dagelijkse routines.

Oefening 5: Een woord matchen

Instructie: Kom de vertalingen overeen

Ik was me altijd voor het ontbijt.
Na het opstaan neem ik een douche.
Hij kamt zijn haar voordat hij naar zijn werk gaat.
Wij scheren ons elke ochtend netjes.

Oefening 6: Clusteren van woorden

Instructie: Sleep de woorden naar de juiste categorie: ochtendactiviteiten of dagelijkse maaltijden.

Ochtendactiviteiten

Dagelijkse maaltijden

Oefening 7: Wederkerende werkwoorden (zich wassen, zich scheren)

Instructie: Vul het juiste woord in.

Grammatica: Wederkerende werkwoorden (zich wassen, zich scheren)

Toon vertaling Toon antwoorden

was me, scheert je, vergist zich, wassen zich, haasten je, herinner me, schaamt zich

1. Zich scheren:
Jij ... elke dag voor het werk.
(Jij scheert je elke dag voor het werk.)
2. Zich wassen:
Ik ... elke ochtend met koud water.
(Ik was me elke ochtend met koud water.)
3. Zich vergissen:
Hij ... in de tijd.
(Hij vergist zich in de tijd.)
4. Zich schamen:
Hij ... voor zijn fout.
(Hij schaamt zich voor zijn fout.)
5. Zich wassen:
Zij ... na het sporten.
(Zij wassen zich na het sporten.)
6. Zich haasten:
Jullie ... om op tijd op school te komen.
(Jullie haasten je om op tijd op school te komen.)
7. Zich herinneren:
Ik ... de afspraak met de dokter.
(Ik herinner me de afspraak met de dokter.)

Grammatica

We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!

A1.16.2 Grammatica

Wederkerende werkwoorden (zich wassen, zich scheren)

Wederkerende werkwoorden (zich wassen, zich scheren)


Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les

Zich scheren zich scheren

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

Nederlands Nederlands
(ik) scheer me (ik) scheer me
(jij) scheert je / scheer jij je (jij) scheert je / scheer jij je
(hij/zij/het) scheert zich (hij/zij/het) scheert zich
(wij) scheren ons (wij) scheren ons
(jullie) scheren je / scheren jullie je (jullie) scheren je / scheren jullie je
(zij) scheren zich (zij) scheren zich

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Zich wassen zich wassen

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

Nederlands Nederlands
(ik) was me (ik) was me
(jij) wast je/wast u (jij) wast je/wast u
(hij/zij/het) wast zich (hij/zij/het) wast zich
(wij) wassen ons (wij) wassen ons
(jullie) wassen je (jullie) wassen je
(zij) wassen zich (zij) wassen zich

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Slapen slapen

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

Nederlands Nederlands
(ik) slaap (ik) slaap
(jij) slaapt/slaapt (jij) slaapt/slaapt
(hij/zij/het) slaapt (hij/zij/het) slaapt
(wij) slapen (wij) slapen
(jullie) slapen (jullie) slapen
(zij) slapen (zij) slapen

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Nederlands oefenen? Dat kan! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏