A1.17: Koken en bakken

Koken en bakken

Luister- en leesmateriaal

Oefen woordenschat in context met echte materialen.

A1.17.1 Leesvoer

Huisgemaakte pannenkoeken met slagroom en fruit

Huisgemaakte pannenkoeken met slagroom en fruit


Woordenschat (21)

 De bloem: De bloem (Nederlands)

De bloem

Show

De bloem Show

 Huisgemaakt: Huisgemaakt (Nederlands)

Huisgemaakt

Show

Huisgemaakt Show

 De olie: De olie (Nederlands)

De olie

Show

De olie Show

 De boter: De boter (Nederlands)

De boter

Show

De boter Show

 Het recept: Het recept (Nederlands)

Het recept

Show

Het recept Show

 De slagroom: De slagroom (Nederlands)

De slagroom

Show

De slagroom Show

 De suiker: De suiker (Nederlands)

De suiker

Show

De suiker Show

 De ingrediënten: De ingrediënten (Nederlands)

De ingrediënten

Show

De ingrediënten Show

 Mengen (mengen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Mengen

Show

Mengen Show

 Snijden (snijden) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Snijden

Show

Snijden Show

 Bakken (bakken) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Bakken

Show

Bakken Show

 Moeten (moeten) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Moeten

Show

Moeten Show

 Kunnen (kunnen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Kunnen

Show

Kunnen Show

 Mogen (mogen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Mogen

Show

Mogen Show

 De gist: De gist (Nederlands)

De gist

Show

De gist Show

 Wegen (wegen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Wegen

Show

Wegen Show

 Kilogram: Kilogram (Nederlands)

Kilogram

Show

Kilogram Show

 Gram: Gram (Nederlands)

Gram

Show

Gram Show

 Een snufje zout: Een snufje zout (Nederlands)

Een snufje zout

Show

Een snufje zout Show

 Draaien (draaien) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Draaien

Show

Draaien Show

 Omdraaien (omdraaien) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Omdraaien

Show

Omdraaien Show

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Gespreksoefening

Instructie:

  1. Leg elke stap uit van het bakken van pannenkoeken. (Leg elk stadium van het pannenkoeken bakken uit.)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten

Voorbeeldzinnen:

Het is noodzakelijk om de boter te koken.

We moeten de boter en de suiker toevoegen.

Je moet de olie en de boter aan het mengsel toevoegen.

Je moet de eieren, de melk en het zout mengen.

Bak de pannenkoeken in de pan.

Eet de pannenkoeken, smakelijk eten!

...

Oefening 2: Gesprekskaarten

Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.

Oefening 3: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

De gist


De gist

2

Snijden


Snijden

3

Draaien


Draaien

4

De olie


De olie

5

De slagroom


De slagroom

Oefening 4: Zinnen herschikken

Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.

Toon antwoorden
1.
suiker goed | Je moet | mengen. | en de | de bloem
Je moet de bloem en de suiker goed mengen.
2.
de boter | Mag ik | te bakken? | gebruiken om
Mag ik de boter gebruiken om te bakken?
3.
het recept | lezen en | volgen? | Kun je
Kun je het recept lezen en volgen?
4.
het brood. | de gist | toevoegen voor | We moeten
We moeten de gist toevoegen voor het brood.
5.
het recept | dat verbiedt. | gebruiken als | geen olie | Je mag
Je mag geen olie gebruiken als het recept dat verbiedt.
6.
slagroom kloppen | taart. | voor de | Ik kan
Ik kan slagroom kloppen voor de taart.

Oefening 5: Een woord matchen

Instructie: Kom de vertalingen overeen

Je moet de suiker eerst goed met de bloem mengen.
Wij kunnen de boter niet smelten zonder warmte.
Mag ik de gist voor het brood gebruiken?
Bakken is leuk als je huisgemaakt eten maakt.

Oefening 6: Clusteren van woorden

Instructie: Sorteer de woorden in twee groepen: woorden die je gebruikt voor de ingrediënten en woorden die horen bij handelingen of regels tijdens het koken.

Ingrediënten

Handelingen en regels bij het koken

Oefening 7: Modale werkwoorden (moeten, kunnen, mogen)

Instructie: Vul het juiste woord in.

Grammatica: Modale werkwoorden (moeten, kunnen, mogen)

Toon vertaling Toon antwoorden

mogen, kan, moet, mag

1.
Je ... op tijd op school zijn.
(Je moet op tijd op school zijn.)
2.
Jullie ... niet vergeten de olie toe te voegen.
(Jullie mogen niet vergeten de olie toe te voegen.)
3.
Ik ... goed dansen.
(Ik kan goed dansen.)
4.
Hij ... vandaag niet naar de les komen.
(Hij kan vandaag niet naar de les komen.)
5.
Hij ... elke dag om 7 uur opstaan.
(Hij moet elke dag om 7 uur opstaan.)
6.
Je ... de boter smelten voor het recept.
(Je moet de boter smelten voor het recept.)
7.
Je ... niet roken in het restaurant.
(Je mag niet roken in het restaurant.)

Grammatica

We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!

A1.17.2 Grammatica

Modale werkwoorden (moeten, kunnen, mogen)

Modale werkwoorden (moeten, kunnen, mogen)


Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les

Moeten moeten

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

Nederlands Nederlands
(ik) moet (ik) moet
(jij) moet / moet (jij) moet / moet
(hij/zij/het) moet (hij/zij/het) moet
(wij) moeten (wij) moeten
(jullie) moeten (jullie) moeten
(zij) moeten (zij) moeten

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Kunnen kunnen

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

Nederlands Nederlands
(ik) kan (ik) kan
(jij) kan/kunt (jij) kan/kunt
(hij/zij/het) kan (hij/zij/het) kan
(wij) kunnen (wij) kunnen
(jullie) kunnen (jullie) kunnen
(zij) kunnen (zij) kunnen

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Mogen mogen

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

Nederlands Nederlands
(ik) mag (ik) mag
(jij) mag / magt (jij) mag / magt
(hij/zij/het) mag (hij/zij/het) mag
(wij) mogen (wij) mogen
(jullie) mogen (jullie) mogen
(zij) mogen (zij) mogen

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Nederlands oefenen? Dat kan! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏