Luister- en leesmateriaal
Oefen woordenschat in context met echte materialen.
A1.17.1 Leesvoer
Huisgemaakte pannenkoeken met slagroom en fruit
Huisgemaakte pannenkoeken met slagroom en fruit
Woordenschat (21) Delen Gekopieerd!
Oefeningen Delen Gekopieerd!
Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.
Oefening 1: Gespreksoefening
Instructie:
- Leg elke stap uit van het bakken van pannenkoeken. (Leg elk stadium van het pannenkoeken bakken uit.)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten
Oefening 2: Gesprekskaarten
Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.
Oefening 3: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.
1
De gist
De gist
2
Snijden
Snijden
3
Draaien
Draaien
4
De olie
De olie
5
De slagroom
De slagroom
Oefening 4: Zinnen herschikken
Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.
Oefening 5: Een woord matchen
Instructie: Kom de vertalingen overeen
Oefening 6: Clusteren van woorden
Instructie: Sorteer de woorden in twee groepen: woorden die je gebruikt voor de ingrediënten en woorden die horen bij handelingen of regels tijdens het koken.
Ingrediënten
Handelingen en regels bij het koken
Oefening 7: Modale werkwoorden (moeten, kunnen, mogen)
Instructie: Vul het juiste woord in.
Grammatica: Modale werkwoorden (moeten, kunnen, mogen)
Toon vertaling Toon antwoordenmogen, kan, moet, mag
Grammatica Delen Gekopieerd!
We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!
A1.17.2 Grammatica
Modale werkwoorden (moeten, kunnen, mogen)
Modale werkwoorden (moeten, kunnen, mogen)
Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les Delen Gekopieerd!
Moeten moeten Delen Gekopieerd!
Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)
Nederlands | Nederlands |
---|---|
(ik) moet | (ik) moet |
(jij) moet / moet | (jij) moet / moet |
(hij/zij/het) moet | (hij/zij/het) moet |
(wij) moeten | (wij) moeten |
(jullie) moeten | (jullie) moeten |
(zij) moeten | (zij) moeten |
Kunnen kunnen Delen Gekopieerd!
Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)
Nederlands | Nederlands |
---|---|
(ik) kan | (ik) kan |
(jij) kan/kunt | (jij) kan/kunt |
(hij/zij/het) kan | (hij/zij/het) kan |
(wij) kunnen | (wij) kunnen |
(jullie) kunnen | (jullie) kunnen |
(zij) kunnen | (zij) kunnen |
Mogen mogen Delen Gekopieerd!
Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)
Nederlands | Nederlands |
---|---|
(ik) mag | (ik) mag |
(jij) mag / magt | (jij) mag / magt |
(hij/zij/het) mag | (hij/zij/het) mag |
(wij) mogen | (wij) mogen |
(jullie) mogen | (jullie) mogen |
(zij) mogen | (zij) mogen |
Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!
Wil je vandaag Nederlands oefenen? Dat kan! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.