10K+ studenten - 4.8/5

Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

Wil je eindelijk Nederlands spreken? Boek een les met een van onze docenten!

Schrijf je nu in!

Woordenschat (10)

 Waar?: Waar? (Nederlands)

Waar staat de koffie op het ontbijtmenu vandaag?

Show

Waar staat de koffie op het ontbijtmenu vandaag? Show

Waar?

Show

Waar? Show

 Het antwoord: Het antwoord (Nederlands)

Wat is het antwoord op de vraag?

Show

Wat is het antwoord op de vraag? Show

Het antwoord

Show

Het antwoord Show

 Waarheen?: Waarheen? (Nederlands)

Waarheen gaan wij na het eten, naar de stad of thuis?

Show

Waarheen gaan wij na het eten, naar de stad of thuis? Show

Waarheen?

Show

Waarheen? Show

 Hoe?: Hoe? (Nederlands)

Hoe doe ik de suiker en bloem in het recept mengen?

Show

Hoe doe ik de suiker en bloem in het recept mengen? Show

Hoe?

Show

Hoe? Show

 Hoeveel?: Hoeveel? (Nederlands)

Hoeveel eieren heb je nodig voor het huisgemaakte recept?

Show

Hoeveel eieren heb je nodig voor het huisgemaakte recept? Show

Hoeveel?

Show

Hoeveel? Show

 Antwoorden (antwoorden) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Zij antwoorden op de berichten van de familie.

Show

Zij antwoorden op de berichten van de familie. Show

Antwoorden

Show

Antwoorden Show

 Waarom?: Waarom? (Nederlands)

Waarom is de ui in het huisgemaakt recept met de kaas?

Show

Waarom is de ui in het huisgemaakt recept met de kaas? Show

Waarom?

Show

Waarom? Show

 Wanneer?: Wanneer? (Nederlands)

Wanneer gaan we de ingrediënten voor het avondeten snijden?

Show

Wanneer gaan we de ingrediënten voor het avondeten snijden? Show

Wanneer?

Show

Wanneer? Show

 Wat?: Wat? (Nederlands)

Wat? Heb jij het recept voor huisgemaakte tomatensoep al gezien?

Show

Wat? Heb jij het recept voor huisgemaakte tomatensoep al gezien? Show

Wat?

Show

Wat? Show

 Vragen (vragen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Zij vragen de jongen over het feest.

Show

Zij vragen de jongen over het feest. Show

Vragen

Show

Vragen Show

Gespreksoefening

  1. Maak een zin die bij de afbeelding past, gebruik een vraag. (Maak een zin die bij de afbeelding past, met een vraag.)
  2. Denk na over algemenere vragen om aan anderen te stellen. Gebruik de vraagwoorden. (Denk na over meer algemene vragen om aan anderen te stellen. Gebruik de vraagwoorden.)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten

Voorbeeldzinnen:

Hoeveel is de rekening?

Hoeveel is de rekening?

Wat zeg je?

Wat zeg je?

Welke wil ik?

Welke wil ik?

Waar moeten we heen?

Waar moeten we heen?

Wat is jouw baan?

Wat is jouw baan?

Welke talen spreek je?

Welke talen spreek je?

...

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

Antwoorden


Antwoorden

2

Waarheen?


Waarheen?

3

Wat?


Wat?

4

Hoeveel?


Hoeveel?

5

Waarom?


Waarom?

Aanvullend leermateriaal

Bijlage 1: Uitgebreide vocabulaire tabel

Kernwoordenschat (10): Werkwoorden: 2, Zelfstandige naamwoorden: 1, Vragen: 7,

Nederlands Nederlands
Antwoorden Antwoorden
Het antwoord Het antwoord
Hoe? Hoe?
Hoeveel? Hoeveel?
Vragen Vragen
Waar? Waar?
Waarheen? Waarheen?
Waarom? Waarom?
Wanneer? Wanneer?
Wat? Wat?

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Nederlands oefenen? Dat kan! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏