Luister- en leesmateriaal

Oefen woordenschat in context met echte materialen.

Woordenschat (16)

 Betalen (betalen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Ik betaal met mijn nieuwe kaart.

Show

Ik betaal met mijn nieuwe kaart. Show

Betalen

Show

Betalen Show

 Duur: Duur (Nederlands)

Dit brood is erg duur.

Show

Dit brood is erg duur. Show

Duur

Show

Duur Show

 De euro: De euro (Nederlands)

Hoeveel kost deze jas in de euro?

Show

Hoeveel kost deze jas in de euro? Show

De euro

Show

De euro Show

 Het geld: Het geld (Nederlands)

Het geld is vaak niet genoeg voor alles.

Show

Het geld is vaak niet genoeg voor alles. Show

Het geld

Show

Het geld Show

 Goedkoop: Goedkoop (Nederlands)

Is deze koffie ook goedkoop in deze winkel?

Show

Is deze koffie ook goedkoop in deze winkel? Show

Goedkoop

Show

Goedkoop Show

 Gratis: Gratis (Nederlands)

De koffie is vandaag gratis.

Show

De koffie is vandaag gratis. Show

Gratis

Show

Gratis Show

 De korting: De korting (Nederlands)

Heb je veel korting gekregen in de winkel?

Show

Heb je veel korting gekregen in de winkel? Show

De korting

Show

De korting Show

 Kosten (kosten) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Hij kost veel in het restaurant.

Show

Hij kost veel in het restaurant. Show

Kosten

Show

Kosten Show

 De kaart: De kaart (Nederlands)

Deze kaart kost veel geld.

Show

Deze kaart kost veel geld. Show

De kaart

Show

De kaart Show

 De portemonnee: De portemonnee (Nederlands)

Heb je genoeg geld in de portemonnee?

Show

Heb je genoeg geld in de portemonnee? Show

De portemonnee

Show

De portemonnee Show

 De prijs: De prijs (Nederlands)

Hoeveel geld heb je voor de prijs?

Show

Hoeveel geld heb je voor de prijs? Show

De prijs

Show

De prijs Show

 De rekening: De rekening (Nederlands)

Kun je de rekening betalen? Het is 20 euro.

Show

Kun je de rekening betalen? Het is 20 euro. Show

De rekening

Show

De rekening Show

 Het contant geld: Het contant geld (Nederlands)

Heb je genoeg contant geld voor de markt?

Show

Heb je genoeg contant geld voor de markt? Show

Het contant geld

Show

Het contant geld Show

 De winkel: De winkel (Nederlands)

De winkel heeft altijd goede prijzen.

Show

De winkel heeft altijd goede prijzen. Show

De winkel

Show

De winkel Show

 Kopen (kopen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Hij koopt vlees als het goedkoop is.

Show

Hij koopt vlees als het goedkoop is. Show

Kopen

Show

Kopen Show

 Verkopen (verkopen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Hij verkoopt appels in de winkel.

Show

Hij verkoopt appels in de winkel. Show

Verkopen

Show

Verkopen Show

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Gespreksoefening

Instructie:

  1. Stel je voor dat je op de markt bent. Wat zou je willen kopen? Hoe betaal je? (Stel je voor dat je op de markt bent. Wat zou je willen kopen? Hoe betaal je?)
  2. Noem en bespreek de prijzen. Is het goedkoop of duur? Vraag om korting. (Noem en bespreek de prijzen. Is het goedkoop of duur? Vraag om een korting.)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten

Voorbeeldzinnen:

Ik wil wat brood en appels kopen.

Ik wil wat brood en appels kopen.

Ik wil niets kopen.

Ik wil niets kopen.

De sinaasappels zijn behoorlijk duur.

De sinaasappels zijn behoorlijk duur.

De uien zijn goedkoop.

De uien zijn goedkoop.

Kan ik contant betalen of met pin?

Kan ik contant betalen of met pin?

Is er een korting op de groenten?

Is er een korting op de groenten?

Hoeveel kosten de sinaasappels?

Hoeveel kosten de sinaasappels?

De appels kosten drie euro vijftig.

De appels kosten drie euro vijftig.

...

Oefening 2: Zinnen herschikken

Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.

Toon antwoorden Toon vertaling
1.
geven | veel | winkels | korting. | De
De winkels geven veel korting.
(De winkels geven veel korting.)
2.
in de | Hoeveel kost | euro? | deze jas
Hoeveel kost deze jas in de euro?
(Hoeveel kost deze jas in de euro?)
3.
in de | Deze goedkope | aanbieding. | producten liggen
Deze goedkope producten liggen in de aanbieding.
(Deze goedkope producten liggen in de aanbieding.)
4.
yoghurt | bij | de | kassa. | Zij | kopen
Zij kopen yoghurt bij de kassa.
(Zij kopen yoghurt bij de kassa.)
5.
gekregen in | veel korting | de winkel? | Heb je
Heb je veel korting gekregen in de winkel?
(Heb je veel korting gekregen in de winkel?)
6.
verkopen | Wij | zondag. | niets | op
Wij verkopen niets op zondag.
(Wij verkopen niets op zondag.)
7.
veel kortingen | in de | Er zijn | winkels. | deze week
Er zijn veel kortingen deze week in de winkels.
(Er zijn veel kortingen deze week in de winkels.)

Oefening 3: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

Verkopen


Verkopen

2

Gratis


Gratis

3

Het geld


Het geld

4

Het contant geld


Het contant geld

5

Goedkoop


Goedkoop

Oefening 4: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies het juiste werkwoord en de juiste tijd.

Toon vertaling Toon antwoorden

verkopen, verkoop, betaalt, betalen, betaal

1.
Wij ... de prijs voor het avondeten.
(Wij betalen de prijs voor het avondeten.)
2.
Zij ... de dure kosten morgen.
(Zij betalen de dure kosten morgen.)
3.
Zij ... kaarten voor de show.
(Zij verkopen kaarten voor de show.)
4.
Hij ... de rekening in de winkel.
(Hij betaalt de rekening in de winkel.)
5.
Ik ... mijn fiets goedkoop.
(Ik verkoop mijn fiets goedkoop.)
6.
... jullie met korting vandaag?
(Betalen jullie met korting vandaag?)
7.
Ik ... met mijn nieuwe kaart.
(Ik betaal met mijn nieuwe kaart.)
8.
Wij ... niets op zondag.
(Wij verkopen niets op zondag.)

Oefening 5: Bijwoorden van hoeveelheid (veel, weinig, genoeg,...)

Instructie: Vul het juiste woord in.

Grammatica: Bijwoorden van hoeveelheid (veel, weinig, genoeg,...)

Toon vertaling Toon antwoorden

genoeg, veel, niets, alles, een beetje

1.
Zij wil ... geld lenen.
(Zij wil een beetje geld lenen.)
2.
Hij heeft ... geld bij zich.
(Hij heeft veel geld bij zich.)
3.
Ik heb ... in mijn portemonnee.
(Ik heb niets in mijn portemonnee.)
4.
Heb je ... geld om te betalen?
(Heb je genoeg geld om te betalen?)
5.
Hij heeft ... afgerekend bij de kassa.
(Hij heeft alles afgerekend bij de kassa.)
6.
Wil je ... suiker in je thee?
(Wil je een beetje suiker in je thee?)

Grammatica

We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!

A1.19.2 Grammatica

Bijwoorden van hoeveelheid (veel, weinig, genoeg,...)

Bijwoorden van hoeveelheid (veel, weinig, genoeg,...)


Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les

Betalen betalen

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

Nederlands Nederlands
ik betaal ik betaal
jij betaalt jij betaalt
hij/zij/het betaalt hij/zij/het betaalt
wij betalen wij betalen
jullie betalen jullie betalen
zij betalen zij betalen

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Verkopen verkopen

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

Nederlands Nederlands
ik verkoop ik verkoop
jij verkoopt jij verkoopt
hij/zij/het verkoopt hij/zij/het verkoopt
wij verkopen wij verkopen
jullie verkopen jullie verkopen
zij verkopen zij verkopen

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Nederlands oefenen? Dat kan! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏