A1.19: Prijzen en geld

Prijzen en geld

Luister- en leesmateriaal

Oefen woordenschat in context met echte materialen.

Woordenschat (16)

 Betalen (betalen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Betalen

Show

Betalen Show

 Duur: Duur (Nederlands)

Duur

Show

Duur Show

 De euro: De euro (Nederlands)

De euro

Show

De euro Show

 Het geld: Het geld (Nederlands)

Het geld

Show

Het geld Show

 Goedkoop: Goedkoop (Nederlands)

Goedkoop

Show

Goedkoop Show

 Gratis: Gratis (Nederlands)

Gratis

Show

Gratis Show

 De korting: De korting (Nederlands)

De korting

Show

De korting Show

 Kosten (kosten) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Kosten

Show

Kosten Show

 De kaart: De kaart (Nederlands)

De kaart

Show

De kaart Show

 De portemonnee: De portemonnee (Nederlands)

De portemonnee

Show

De portemonnee Show

 De prijs: De prijs (Nederlands)

De prijs

Show

De prijs Show

 De rekening: De rekening (Nederlands)

De rekening

Show

De rekening Show

 Het contant geld: Het contant geld (Nederlands)

Het contant geld

Show

Het contant geld Show

 De winkel: De winkel (Nederlands)

De winkel

Show

De winkel Show

 Kopen (kopen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Kopen

Show

Kopen Show

 Verkopen (verkopen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Verkopen

Show

Verkopen Show

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Gespreksoefening

Instructie:

  1. Stel je voor dat je op de markt bent. Wat zou je willen kopen? Hoe betaal je? (Stel je voor dat je op de markt bent. Wat zou je willen kopen? Hoe betaal je?)
  2. Noem en bespreek de prijzen. Is het goedkoop of duur? Vraag om korting. (Noem en bespreek de prijzen. Is het goedkoop of duur? Vraag om een korting.)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten

Voorbeeldzinnen:

Ik wil wat brood en appels kopen.

Ik wil niets kopen.

De sinaasappels zijn behoorlijk duur.

De uien zijn goedkoop.

Kan ik contant betalen of met pin?

Is er een korting op de groenten?

Hoeveel kosten de sinaasappels?

De appels kosten drie euro vijftig.

...

Oefening 2: Gesprekskaarten

Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.

Oefening 3: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

Verkopen


Verkopen

2

Gratis


Gratis

3

Het geld


Het geld

4

Het contant geld


Het contant geld

5

Goedkoop


Goedkoop

Oefening 4: Zinnen herschikken

Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.

Toon antwoorden
1.
dit | winkel? | de | in | kost | Hoeveel
Hoeveel kost dit in de winkel?
2.
genoeg geld | betalen? | om te | Heb je
Heb je genoeg geld om te betalen?
3.
kaart, niet | met de | contant. | Ik betaal
Ik betaal met de kaart, niet contant.
4.
deze | producten? | korting | op | er | Is
Is er korting op deze producten?
5.
melk in | de koffie? | een beetje | Wil je
Wil je een beetje melk in de koffie?
6.
euro. | De rekening | is in | totaal vijftien
De rekening is in totaal vijftien euro.

Oefening 5: Een woord matchen

Instructie: Kom de vertalingen overeen

Hoeveel kost dit in de winkel?
Ik wil graag met mijn pinpas betalen.
Heeft u genoeg gratis tasjes bij de kassa?
Er is vandaag korting op alle schoenen.

Oefening 6: Clusteren van woorden

Instructie: Sleep de woorden naar de juiste categorie: betaalmiddelen of woorden die in de winkel gebruikt worden.

Betaalmiddelen

Winkeltermen

Oefening 7: Bijwoorden van hoeveelheid (veel, weinig, genoeg,...)

Instructie: Vul het juiste woord in.

Grammatica: Bijwoorden van hoeveelheid (veel, weinig, genoeg,...)

Toon vertaling Toon antwoorden

genoeg, veel, niets, alles, een beetje

1. -:
Zij wil ... geld lenen.
(Zij wil een beetje geld lenen.)
2. +:
Hij heeft ... geld bij zich.
(Hij heeft veel geld bij zich.)
3. --:
Ik heb ... in mijn portemonnee.
(Ik heb niets in mijn portemonnee.)
4. =:
Heb je ... geld om te betalen?
(Heb je genoeg geld om te betalen?)
5. ++:
Hij heeft ... afgerekend bij de kassa.
(Hij heeft alles afgerekend bij de kassa.)
6. -:
Wil je ... suiker in je thee?
(Wil je een beetje suiker in je thee?)

Grammatica

We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!

A1.19.2 Grammatica

Bijwoorden van hoeveelheid (veel, weinig, genoeg,...)

Bijwoorden van hoeveelheid (veel, weinig, genoeg,...)


Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les

Betalen betalen

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

Nederlands Nederlands
(ik) betaal (ik) betaal
(jij) betaalt / betaal (jij) betaalt / betaal
(hij/zij/het) betaalt (hij/zij/het) betaalt
(wij) betalen (wij) betalen
(jullie) betalen (jullie) betalen
(zij) betalen (zij) betalen

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Verkopen verkopen

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

Nederlands Nederlands
(ik) verkoop (ik) verkoop
(jij) verkoopt/ verkoop (jij) verkoopt/ verkoop
(hij/zij/het) verkoopt (hij/zij/het) verkoopt
(wij) verkopen (wij) verkopen
(jullie) verkopen (jullie) verkopen
(zij) verkopen (zij) verkopen

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Nederlands oefenen? Dat kan! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏