Nederlands A1.19.1 Op de Albert Cuypmarkt in Amsterdam

Een klant koopt appels op de Albert Cuypmarkt en bespreekt de prijs, korting en betaalmethode met de markthouder.

Dialoog: Op de Albert Cuypmarkt in Amsterdam

Een klant koopt appels op de Albert Cuypmarkt en bespreekt de prijs, korting en betaalmethode met de markthouder.

Nederlands A1.19.1 Op de Albert Cuypmarkt in Amsterdam

A1 Nederlands

Niveau: A1

Module 3: Dag tot dag (Dag tot dag)

Les 19: Prijzen en geld (Prijzen en geld)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Audio en video

Audio
Audio

Gesprek

1. Klant: Goedemorgen! Hoeveel kosten de appels hier? (Goedemorgen! Hoeveel kosten de appels hier?)
2. Markthouder: Goedemorgen! De appels kosten drie euro vijftig per kilo. (Goedemorgen! De appels kosten drie euro vijftig per kilo.)
3. Klant: Dat is goedkoop. Ik wil graag twee kilo kopen. (Dat is goedkoop. Ik wil graag twee kilo kopen.)
4. Markthouder: Natuurlijk. Wilt u contant betalen of met kaart? (Natuurlijk. Wilt u contant betalen of met kaart?)
5. Klant: Ik betaal met contant geld. Ik heb genoeg geld in mijn portemonnee. (Ik betaal met contant geld. Ik heb genoeg geld in mijn portemonnee.)
6. Markthouder: Prima. er is ook een beetje korting op de tweede kilo. (Prima. er is ook een beetje korting op de tweede kilo.)
7. Klant: Dat is een fijne verrassing. Doe mij dan maar vier kilo in totaal. (Dat is een fijne verrassing. Doe mij dan maar vier kilo in totaal.)
8. Markthouder: Dan is de prijs veertien euro vijftig in totaal. (Dan is de prijs veertien euro vijftig in totaal.)
9. Klant: Oei! Kan ik toch pinnen? (Oei! Kan ik toch pinnen?)
10. Markthouder: Uiteraard, geen enkel probleem. (Uiteraard, geen enkel probleem.)
11. Klant: Fantastisch! Wanneer zijn jullie open? Ik kom zeker terug! (Fantastisch! Wanneer zijn jullie open? Ik kom zeker terug!)
12. Markthouder: Elke dag behalve zondag. (Elke dag behalve zondag.)

Oefening 1: Discussievragen

Instructie: Bespreek de vragen nadat je naar de audio hebt geluisterd of de tekst hebt gelezen.

  1. Hoeveel kosten de appels per kilo op de Albert Cuypmarkt?
  2. Hoeveel kosten de appels per kilo op de Albert Cuypmarkt?
  3. Waarom wil de klant toch met de kaart betalen?
  4. Waarom wil de klant toch met de kaart betalen?
  5. Betaal jij meestal met contant geld of met de kaart? Waarom?
  6. Betaal jij meestal met contant geld of met de kaart? Waarom?

Oefening 2: Vul de open plekken in en maak de zinnen af

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

kosten, goedkoop, geld, totaal, pinnen

1.
Dat is een fijne verrassing. Doe mij dan maar vier kilo in ....
(Dat is een fijne verrassing. Doe mij dan maar vier kilo in totaal.)
2.
Goedemorgen! Hoeveel ... de appels hier?
(Goedemorgen! Hoeveel kosten de appels hier?)
3.
Dat is .... Ik wil graag twee kilo kopen.
(Dat is goedkoop. Ik wil graag twee kilo kopen.)
4.
Oei! Kan ik toch ...?
(Oei! Kan ik toch pinnen?)
5.
Ik betaal met contant geld. Ik heb genoeg ... in mijn portemonnee.
(Ik betaal met contant geld. Ik heb genoeg geld in mijn portemonnee.)

Oefening 3: Orden de tekst

Instructie: Nummeer de zinnen in de juiste volgorde en lees hardop voor.

Toon vertaling
4
... Natuurlijk. Wilt u contant betalen of met kaart?
(Natuurlijk. Wilt u contant betalen of met kaart?)
1
1 Goedemorgen! Hoeveel kosten de appels hier?
(Goedemorgen! Hoeveel kosten de appels hier?)
2
... Goedemorgen! De appels kosten drie euro vijftig per kilo.
(Goedemorgen! De appels kosten drie euro vijftig per kilo.)
12
12 Elke dag behalve zondag.
(Elke dag behalve zondag.)
6
... Prima. er is ook een beetje korting op de tweede kilo.
(Prima. er is ook een beetje korting op de tweede kilo.)
7
... Dat is een fijne verrassing. Doe mij dan maar vier kilo in totaal.
(Dat is een fijne verrassing. Doe mij dan maar vier kilo in totaal.)
11
... Fantastisch! Wanneer zijn jullie open? Ik kom zeker terug!
(Fantastisch! Wanneer zijn jullie open? Ik kom zeker terug!)
3
... Dat is goedkoop. Ik wil graag twee kilo kopen.
(Dat is goedkoop. Ik wil graag twee kilo kopen.)
8
... Dan is de prijs veertien euro vijftig in totaal.
(Dan is de prijs veertien euro vijftig in totaal.)
9
... Oei! Kan ik toch pinnen?
(Oei! Kan ik toch pinnen?)
10
... Uiteraard, geen enkel probleem.
(Uiteraard, geen enkel probleem.)
5
... Ik betaal met contant geld. Ik heb genoeg geld in mijn portemonnee.
(Ik betaal met contant geld. Ik heb genoeg geld in mijn portemonnee.)