Luister- en leesmateriaal
Oefen woordenschat in context met echte materialen.
Woordenschat (16) Delen Gekopieerd!
Oefeningen Delen Gekopieerd!
Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.
Oefening 1: Gespreksoefening
Instructie:
- Welke items wil je kopen van de getoonde afbeeldingen? (Welke items wil je kopen van de getoonde afbeeldingen?)
- Waar koop je liever je boodschappen? Op een markt of in een supermarkt? (Waar koop je het liefst je eten? Op een markt of in een supermarkt?)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten
Voorbeeldzinnen:
Wat moet je kopen? Wat moet je kopen? |
Ik wil wat fruit kopen. Ik wil wat fruit kopen. |
Ik heb appels en sinaasappels nodig. Ik heb appels en sinaasappels nodig. |
Ik wil wat koekjes kopen. Ik wil wat koekjes kopen. |
Ik moet vlees en vis kopen. Ik moet vlees en vis kopen. |
Ik geef de voorkeur aan het kopen van mijn eten op de markt. Ik geef de voorkeur aan het kopen van mijn eten op de markt. |
Wat staat er op jouw boodschappenlijst? Wat staat er op jouw boodschappenlijst? |
... |
Oefening 2: Zinnen herschikken
Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.
Oefening 3: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.
1
Het winkelkarretje
Het winkelkarretje
2
De vis
De vis
3
Het vlees
Het vlees
4
Nodig hebben
Nodig hebben
5
De yoghurt
De yoghurt
Oefening 4: Werkwoordsvervoeging
Instructie: Kies het juiste werkwoord en de juiste tijd.
kopen, winkelt, koop, winkel, winkelen
Grammatica Delen Gekopieerd!
We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!
Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les Delen Gekopieerd!
Kopen kopen Delen Gekopieerd!
Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)
Nederlands | Nederlands |
---|---|
ik koop | ik koop |
jij koopt | jij koopt |
hij/zij/het koopt | hij/zij/het koopt |
wij kopen | wij kopen |
jullie kopen | jullie kopen |
zij kopen | zij kopen |
Winkelen winkelen Delen Gekopieerd!
Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)
Nederlands | Nederlands |
---|---|
ik winkel | ik winkel |
jij winkelt | jij winkelt |
hij/zij/het winkelt | hij/zij/het winkelt |
wij winkelen | wij winkelen |
jullie winkelen | jullie winkelen |
zij winkelen | zij winkelen |
Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!
Wil je vandaag Nederlands oefenen? Dat kan! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.