Woordenschat (19) Delen Gekopieerd!
Gespreksoefening Delen Gekopieerd!
- Zeg wie wat draagt. (Zeg wie wat draagt.)
- Welke andere kledingstukken ken je? (Welke andere kledingstukken ken je?)
- Beschrijf de kleding van de persoon naast je. (Beschrijf de kleding van de persoon naast je.)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten
Voorbeeldzinnen:
Hij draagt handschoenen. Hij draagt handschoenen. |
Zij draagt een riem. Zij draagt een riem. |
Een ander kledingstuk dat ik ken is 'jurk'. Een ander kledingstuk dat ik ken is 'jurk'. |
Petra draagt een broek en een trui. Petra draagt een broek en een trui. |
Zij draagt laarzen. Zij draagt laarzen. |
Mijn moeder draagt een bril. Mijn moeder draagt een bril. |
Wat draag je vandaag? Wat draag je vandaag? |
... |
Oefeningen Delen Gekopieerd!
Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.
Oefening 1: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.
1
De broek
De broek
2
De handschoenen
De handschoenen
3
Het pak
Het pak
4
De kleding
De kleding
5
De jas
De jas
Aanvullend leermateriaal Delen Gekopieerd!
Bijlage 1: Uitgebreide vocabulaire tabel Delen Gekopieerd!
Kernwoordenschat (19): Werkwoorden: 2, Zelfstandige naamwoorden: 17,
Nederlands | Nederlands |
---|---|
De bloes | De bloes |
De broek | De broek |
De handschoenen | De handschoenen |
De jas | De jas |
De jurk | De jurk |
De kleding | De kleding |
De laarzen | De laarzen |
De maat | De maat |
De muts | De muts |
De riem | De riem |
De rok | De rok |
De schoenen | De schoenen |
De spijkerbroek | De spijkerbroek |
De trui | De trui |
Dragen | Dragen |
Het T-shirt | Het T-shirt |
Het overhemd | Het overhemd |
Het pak | Het pak |
Passen | Passen |
Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!
Wil je vandaag Nederlands oefenen? Dat kan! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.