10K+ studenten - 4.8/5

Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

Wil je eindelijk Nederlands spreken? Boek een les met een van onze docenten!

Schrijf je nu in!

Woordenschat (16)

 Het haar: Het haar (Nederlands)

Ik kam het haar na het douchen.

Show

Ik kam het haar na het douchen. Show

Het haar

Show

Het haar Show

 Het lichaam: Het lichaam (Nederlands)

Het lichaam heeft een hoofd en een nek.

Show

Het lichaam heeft een hoofd en een nek. Show

Het lichaam

Show

Het lichaam Show

 Het hoofd: Het hoofd (Nederlands)

Het hoofd past in de muts.

Show

Het hoofd past in de muts. Show

Het hoofd

Show

Het hoofd Show

 De nek: De nek (Nederlands)

De nek doet pijn na het dragen van de tas.

Show

De nek doet pijn na het dragen van de tas. Show

De nek

Show

De nek Show

 De buik: De buik (Nederlands)

De buik voelt vol na het eten.

Show

De buik voelt vol na het eten. Show

De buik

Show

De buik Show

 De rug: De rug (Nederlands)

Hij draagt een tas op de rug.

Show

Hij draagt een tas op de rug. Show

De rug

Show

De rug Show

 De arm: De arm (Nederlands)

Ik draag de tas in de arm.

Show

Ik draag de tas in de arm. Show

De arm

Show

De arm Show

 De hand: De hand (Nederlands)

Ik draag een trui met de hand.

Show

Ik draag een trui met de hand. Show

De hand

Show

De hand Show

 De vinger: De vinger (Nederlands)

Hij draagt een ring om de vinger.

Show

Hij draagt een ring om de vinger. Show

De vinger

Show

De vinger Show

 Het been: Het been (Nederlands)

Ik draag een trui met het been omhoog.

Show

Ik draag een trui met het been omhoog. Show

Het been

Show

Het been Show

 De voet: De voet (Nederlands)

Ik draag schoenen op de voet.

Show

Ik draag schoenen op de voet. Show

De voet

Show

De voet Show

 Het gezicht: Het gezicht (Nederlands)

Wat heeft het gezicht nodig op de zonnige dag?

Show

Wat heeft het gezicht nodig op de zonnige dag? Show

Het gezicht

Show

Het gezicht Show

 De mond: De mond (Nederlands)

De mond eet brood in de ochtend.

Show

De mond eet brood in de ochtend. Show

De mond

Show

De mond Show

 Het oog: Het oog (Nederlands)

Dit is het oog van de pop.

Show

Dit is het oog van de pop. Show

Het oog

Show

Het oog Show

 De neus: De neus (Nederlands)

De muts past goed op de neus.

Show

De muts past goed op de neus. Show

De neus

Show

De neus Show

 Het oor: Het oor (Nederlands)

Het oor hoort de muziek.

Show

Het oor hoort de muziek. Show

Het oor

Show

Het oor Show

Gespreksoefening

  1. Noem de lichaamsdelen van de baby. (Noem de lichaamsdelen van de baby.)
  2. Welke andere delen van het lichaam kun je noemen? (Welke andere delen van het lichaam kun je noemen?)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten

Voorbeeldzinnen:

Nummer 1 is de voet.

Nummer 1 is de voet.

Nummer 2 is het been.

Nummer 2 is het been.

Een ander deel van het lichaam dat ik ken, is de nek.

Een ander deel van het lichaam dat ik ken, is de nek.

...

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

Het been


Het been

2

Het oor


Het oor

3

De vinger


De vinger

4

De rug


De rug

5

De hand


De hand

Aanvullend leermateriaal

Bijlage 1: Uitgebreide vocabulaire tabel

Kernwoordenschat (16): Zelfstandige naamwoorden: 16,

Nederlands Nederlands
De arm De arm
De buik De buik
De hand De hand
De mond De mond
De nek De nek
De neus De neus
De rug De rug
De vinger De vinger
De voet De voet
Het been Het been
Het gezicht Het gezicht
Het haar Het haar
Het hoofd Het hoofd
Het lichaam Het lichaam
Het oog Het oog
Het oor Het oor

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Nederlands oefenen? Dat kan! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏