Luister- en leesmateriaal
Oefen woordenschat in context met echte materialen.
Woordenschat (16) Delen Gekopieerd!
Oefeningen Delen Gekopieerd!
Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.
Oefening 1: Gespreksoefening
Instructie:
- Noem de lichaamsdelen. (Noem de lichaamsdelen.)
- Beschrijf waar het pijn doet. (Beschrijf waar het pijn doet.)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten
Oefening 2: Gesprekskaarten
Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.
Oefening 3: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.
1
Het been
Het been
2
Het oor
Het oor
3
De vinger
De vinger
4
De rug
De rug
5
De hand
De hand
Oefening 4: Zinnen herschikken
Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.
Oefening 5: Een woord matchen
Instructie: Kom de vertalingen overeen
Oefening 6: Clusteren van woorden
Instructie: Sleep de lichaamsdelen naar de juiste categorie: 'Gezicht' of 'Lichaam' om ze beter te leren kennen.
Gezicht
Lichaam
Oefening 7: Veel gebruikte onregelmatige werkwoorden
Instructie: Vul het juiste woord in.
Grammatica: Veel gebruikte onregelmatige werkwoorden
Toon vertaling Toon antwoordengaat, zullen, heeft, is, ga, ben, heb
Grammatica Delen Gekopieerd!
We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!
A1.22.2 Grammatica
Veel gebruikte onregelmatige werkwoorden
Veel gebruikte onregelmatige werkwoorden
Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les Delen Gekopieerd!
Lopen lopen Delen Gekopieerd!
Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)
Nederlands | Nederlands |
---|---|
(ik) loop | (ik) loop |
(jij) loopt/loop | (jij) loopt/loop |
(hij/zij/het) loopt | (hij/zij/het) loopt |
(wij) lopen | (wij) lopen |
(jullie) lopen | (jullie) lopen |
(zij) lopen | (zij) lopen |
Zitten zitten Delen Gekopieerd!
Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)
Nederlands | Nederlands |
---|---|
(ik) zit | (ik) zit |
(jij) zit/zit je | (jij) zit/zit je |
(hij/zij/het) zit | (hij/zij/het) zit |
(wij) zitten | (wij) zitten |
(jullie) zitten | (jullie) zitten |
(zij) zitten | (zij) zitten |
Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!
Wil je vandaag Nederlands oefenen? Dat kan! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.