10K+ studenten - 4.8/5

Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

Wil je eindelijk Nederlands spreken? Boek een les met een van onze docenten!

Schrijf je nu in!

Woordenschat (13)

 Blond: Blond (Nederlands)

Hij is blond en draagt een bril.

Show

Hij is blond en draagt een bril. Show

Blond

Show

Blond Show

 Bruin: Bruin (Nederlands)

Het haar van de jongen is bruin.

Show

Het haar van de jongen is bruin. Show

Bruin

Show

Bruin Show

 Roodharig: Roodharig (Nederlands)

Hij is roodharig en heeft kort haar.

Show

Hij is roodharig en heeft kort haar. Show

Roodharig

Show

Roodharig Show

 De bril: De bril (Nederlands)

Hij draagt de bril.

Show

Hij draagt de bril. Show

De bril

Show

De bril Show

 Groot: Groot (Nederlands)

Het huis is groot.

Show

Het huis is groot. Show

Groot

Show

Groot Show

 Klein: Klein (Nederlands)

Het kind is klein.

Show

Het kind is klein. Show

Klein

Show

Klein Show

 Kort: Kort (Nederlands)

Zij heeft kort haar.

Show

Zij heeft kort haar. Show

Kort

Show

Kort Show

 Lang: Lang (Nederlands)

De jongen is lang.

Show

De jongen is lang. Show

Lang

Show

Lang Show

 Dun: Dun (Nederlands)

De man is dun.

Show

De man is dun. Show

 Dik: Dik (Nederlands)

De man is dik.

Show

De man is dik. Show

 Mooi: Mooi (Nederlands)

Het is mooi weer vandaag.

Show

Het is mooi weer vandaag. Show

Mooi

Show

Mooi Show

 Lelijk: Lelijk (Nederlands)

Het gezicht is lelijk vandaag.

Show

Het gezicht is lelijk vandaag. Show

Lelijk

Show

Lelijk Show

 Zich scheren (zich scheren) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Jij scheert je op zaterdagmorgen.

Show

Jij scheert je op zaterdagmorgen. Show

Zich scheren

Show

Zich scheren Show

Gespreksoefening

  1. Beschrijf de mensen en dieren in de afbeeldingen. (Beschrijf de mensen en dieren op de foto's.)
  2. Beschrijf de persoon die naast je zit. (Beschrijf de persoon die naast je zit.)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten

Voorbeeldzinnen:

De vrouw heeft lang bruin haar.

De vrouw heeft lang bruin haar.

Hij heeft kort zwart haar. Hij scheert zich.

Hij heeft kort zwart haar. Hij scheert zich.

De hond is lang en dik.

De hond is lang en dik.

Claire is lang en heeft lang blond haar.

Claire is lang en heeft lang blond haar.

Hij heeft kort donker haar.

Hij heeft kort donker haar.

Hij is erg lang.

Hij is erg lang.

...

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

Groot


Groot

2

Lang


Lang

3

Klein


Klein

4

Blond


Blond

5

De bril


De bril

Aanvullend leermateriaal

Bijlage 1: Uitgebreide vocabulaire tabel

Kernwoordenschat (13): Werkwoorden: 1, Bijvoeglijke naamwoorden: 11, Zelfstandige naamwoorden: 1,

Nederlands Nederlands
Blond Blond
Bruin Bruin
De bril De bril
Dik Dik
Dun Dun
Groot Groot
Klein Klein
Kort Kort
Lang Lang
Lelijk Lelijk
Mooi Mooi
Roodharig Roodharig
Zich scheren Zich scheren

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Nederlands oefenen? Dat kan! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏