Gesprek
1. | Man: | Wat denk je, schat? Hoe ziet mijn haar eruit? Is het niet te kort? | (Wat denk je, schat? Hoe ziet mijn haar eruit? Is het niet te kort?) Show |
2. | Vrouw: | Nee, je ziet er goed uit! Je hebt mooi lang zwart haar. | (Nee, je ziet er goed uit! Je hebt mooi lang zwart haar.) Show |
3. | Man: | Ik twijfel een beetje. Ben ik niet te dik in deze broek? | (Ik twijfel een beetje. Ben ik niet te dik in deze broek?) Show |
4. | Vrouw: | Het ziet er mooi uit. Je bent niet te dik en ook niet te dun. | (Het ziet er mooi uit. Je bent niet te dik en ook niet te dun.) Show |
5. | Man: | Ik vind mijn T-shirt zo lelijk en zo klein. Denk je dat het goed past? | (Ik vind mijn T-shirt zo lelijk en zo klein. Denk je dat het goed past?) Show |
6. | Vrouw: | Wat negatief! Je T-shirt is mooi en past goed bij je jeans. | (Wat negatief! Je T-shirt is mooi en past goed bij je jeans.) Show |
7. | Man: | Oké, maar ik denk dat mijn jeans te groot is, of te wijd. Wat denk jij? | (Oké, maar ik denk dat mijn jeans te groot is, of te wijd. Wat denk jij?) Show |
8. | Vrouw: | Die jeans is toch helemaal goed, het lijkt wel of we de paus bezoeken! | (Die jeans is toch helemaal goed, het lijkt wel of we de paus bezoeken!) Show |
9. | Man: | Je hebt gelijk, ik lijk zo op mijn vader. Kaal, dik, roodharig en complexen. | (Je hebt gelijk, ik lijk zo op mijn vader. Kaal, dik, roodharig en complexen.) Show |
10. | Vrouw: | Wat heb jij toch vandaag. Je lijkt wel een model. | (Wat heb jij toch vandaag. Je lijkt wel een model.) Show |
11. | Man: | Hmm, misschien heb ik gewoon te veel zorgen. Ik wil er goed uitzien voor het feestje, weet je wel. | (Hmm, misschien heb ik gewoon te veel zorgen. Ik wil er goed uitzien voor het feestje, weet je wel.) Show |
12. | Vrouw: | Jij lijkt wel de vrouw hier! We moeten nu echt gaan. | (Jij lijkt wel de vrouw hier! We moeten nu echt gaan.) Show |
Oefening 1: Discussievragen
Instructie: Bespreek de vragen nadat je naar de audio hebt geluisterd of de tekst hebt gelezen.
- Wat zijn de complexen van de man?
- Wat zeg jij tegen iemand die zich onzeker voelt over zijn uiterlijk?
- Beschrijf jouw uiterlijk en dat van je familieleden.
Wat zijn de complexen van de man?
Wat zeg jij tegen iemand die zich onzeker voelt over zijn uiterlijk?
Beschrijf jouw uiterlijk en dat van je familieleden.
Oefening 2: Vul de open plekken in en maak de zinnen af
Instructie: Vul het juiste woord in.
dik, dun, klein, mooi, wijd
1.
Ik vind mijn T-shirt zo lelijk en zo .... Denk je dat het goed past?
(Ik vind mijn T-shirt zo lelijk en zo klein. Denk je dat het goed past?)
2.
Ik twijfel een beetje. Ben ik niet te ... in deze broek?
(Ik twijfel een beetje. Ben ik niet te dik in deze broek?)
3.
Wat negatief! Je T-shirt is ... en past goed bij je jeans.
(Wat negatief! Je T-shirt is mooi en past goed bij je jeans.)
4.
Oké, maar ik denk dat mijn jeans te groot is, of te .... Wat denk jij?
(Oké, maar ik denk dat mijn jeans te groot is, of te wijd. Wat denk jij?)
5.
Het ziet er mooi uit. Je bent niet te dik en ook niet te ....
(Het ziet er mooi uit. Je bent niet te dik en ook niet te dun.)
Oefening 3: Orden de tekst
Instructie: Nummeer de zinnen in de juiste volgorde en lees hardop voor.
4
...
Het ziet er mooi uit. Je bent niet te dik en ook niet te dun.
(Het ziet er mooi uit. Je bent niet te dik en ook niet te dun.)
11
...
Hmm, misschien heb ik gewoon te veel zorgen. Ik wil er goed uitzien voor het feestje, weet je wel.
(Hmm, misschien heb ik gewoon te veel zorgen. Ik wil er goed uitzien voor het feestje, weet je wel.)
7
...
Oké, maar ik denk dat mijn jeans te groot is, of te wijd. Wat denk jij?
(Oké, maar ik denk dat mijn jeans te groot is, of te wijd. Wat denk jij?)
6
...
Wat negatief! Je T-shirt is mooi en past goed bij je jeans.
(Wat negatief! Je T-shirt is mooi en past goed bij je jeans.)
1
1
Wat denk je, schat? Hoe ziet mijn haar eruit? Is het niet te kort?
(Wat denk je, schat? Hoe ziet mijn haar eruit? Is het niet te kort?)
12
12
Jij lijkt wel de vrouw hier! We moeten nu echt gaan.
(Jij lijkt wel de vrouw hier! We moeten nu echt gaan.)
5
...
Ik vind mijn T-shirt zo lelijk en zo klein. Denk je dat het goed past?
(Ik vind mijn T-shirt zo lelijk en zo klein. Denk je dat het goed past?)
9
...
Je hebt gelijk, ik lijk zo op mijn vader. Kaal, dik, roodharig en complexen.
(Je hebt gelijk, ik lijk zo op mijn vader. Kaal, dik, roodharig en complexen.)
2
...
Nee, je ziet er goed uit! Je hebt mooi lang zwart haar.
(Nee, je ziet er goed uit! Je hebt mooi lang zwart haar.)
8
...
Die jeans is toch helemaal goed, het lijkt wel of we de paus bezoeken!
(Die jeans is toch helemaal goed, het lijkt wel of we de paus bezoeken!)
3
...
Ik twijfel een beetje. Ben ik niet te dik in deze broek?
(Ik twijfel een beetje. Ben ik niet te dik in deze broek?)
10
...
Wat heb jij toch vandaag. Je lijkt wel een model.
(Wat heb jij toch vandaag. Je lijkt wel een model.)