Passen (passen) - Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Onvoltooid tegenwoordige tijd , aantonende wijs) Delen Gekopieerd!

Passen - Vervoeging van "passen" in het Nederlands: vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de tegenwoordige tijd, aantonende wijs (Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs).
Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Onvoltooid tegenwoordige tijd , aantonende wijs)
Alle vervoegingen en tijden: Passen (passen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen
Lesprogramma: Nederlandse les - In de kledingwinkel (In de kledingwinkel)
Vervoeging van passen in de onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)
Nederlands | Nederlands |
---|---|
(ik) pas | (ik) pas |
(jij) past/pas | (jij) past/pas |
(hij/zij/het) past | (hij/zij/het) past |
(wij) passen | (wij) passen |
(jullie) passen | (jullie) passen |
(zij) passen | (zij) passen |
Voorbeeldzinnen
Nederlands | Nederlands |
---|---|
Ik pas de jas in de winkel. | Ik pas de jas in de winkel. |
Pas jij deze spijkerbroek eens aan? | Pas jij deze spijkerbroek eens aan? |
Hij past de trui goed. | Hij past de trui goed. |
Wij passen de schoenen samen. | Wij passen de schoenen samen. |
Jullie passen de maat van het overhemd. | Jullie passen de maat van het overhemd. |
Zij passen de rok en de bloes. | Zij passen de rok en de bloes. |
Oefening: Werkwoordsvervoeging
Instructie: Kies de juiste vorm.
pas, past, passen
1.
Jullie ... de maat van het overhemd.
(Jullie passen de maat van het overhemd.)
2.
Zij ... de rok en de bloes.
(Zij passen de rok en de bloes.)
3.
Wij ... de schoenen samen.
(Wij passen de schoenen samen.)
4.
Hij ... de trui goed.
(Hij past de trui goed.)
5.
Ik ... de jas in de winkel.
(Ik pas de jas in de winkel.)
6.
... jij deze spijkerbroek eens aan?
(Pas jij deze spijkerbroek eens aan?)