Persoonlijke voornaamwoorden: voorwerp (mij, jou, hem,...)

De voorwerpsvorm van de persoonlijke voornaamwoorden vervangen een zelfstandig naamwoord en worden vaak gebruikt na een voorzetsel, zoals in 'met haar', 'voor ons' of 'aan hem'.

Grammatica: Persoonlijke voornaamwoorden: voorwerp (mij, jou, hem,...)

A1 Nederlands Voorzetsels "por" en "para"

Niveau: A1

Module 3: Dag tot dag (Dag tot dag)

Les 21: In de kledingwinkel (In de kledingwinkel)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Audio en video

  1. Gebruik na een voorzetsel: bv. 'met haar', 'voor ons'.
  2. Vervangen een zelfstandig naamwoord: 'Ik zie Jan' → 'Ik zie hem'.
  3. Gebruik afhankelijk van persoon en getal: 'ik' → 'mij', 'zij' → 'haar'.
Persoon (Persoon)Enkelvoud (Enkelvoud)Meervoud (Meervoud)
1.mij/meons
2.jou/jejullie/je
3.hem/haarhen/hun/ze

Uitzonderingen!

  1. 'hun' wordt gebruikt als meewerkend voorwerp: 'Ik geef hun een boek'.

Oefening 1: Persoonlijke voornaamwoorden: voorwerp (mij, jou, hem,...)

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

jou, hen, mij, hem, haar

1. 3. enkelvoud (v):
We gaan met ... naar de stad.
(We gaan met haar naar de stad.)
2. 3. enkelvoud (m):
Geef jij de sleutel aan ...?
(Geef jij de sleutel aan hem?)
3. 3. enkelvoud (m):
Heb je mijn jas gezien? Nee, ik heb ... niet.
(Heb je mijn jas gezien? Nee, ik heb hem niet.)
4. 3. meervoud:
Ik zie Jan en Kees. Ik zie ... lopen.
(Ik zie Jan en Kees. Ik zie hen lopen.)
5. 1. enkelvoud:
Heeft u een boodschap voor ...?
(Heeft u een boodschap voor mij?)
6. 2. enkelvoud:
Ik heb een cadeau voor ... gekocht.
(Ik heb een cadeau voor jou gekocht.)
7. 2. enkelvoud:
Peter, ik heb iets voor ... meegenomen.
(Peter, ik heb iets voor jou meegenomen.)
8. 3. enkelvoud (v):
Mijn moeder is ziek. Ik ga naar ... toe.
(Mijn moeder is ziek. Ik ga naar haar toe.)

Oefening 2: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

jou


jou

2

hen


hen

3

ons


ons

4

haar


haar