Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

  1. 'Veel' en 'weinig' worden met telbare en ontelbare woorden gebruikt.
  2. 'Een beetje' gebruik je alleen bij ontelbare woorden.
  3. 'Alles' en 'niets' verwijzen naar een totaal of afwezigheid.
Bijwoord (Bijwoord)Voorbeeld (Voorbeeld)
Veel (Veel)Hij heeft veel geld. (Hij heeft veel geld.)
Weinig (Weinig)Er is weinig melk in de winkel. (Er is weinig melk in de winkel.)
Een beetje (Een beetje)Wil je een beetje suiker? (Wil je een beetje suiker?)
Genoeg (Genoeg)Heb je genoeg geld? (Heb je genoeg geld?)
Niets (Niets)Ik heb niets nodig. (Ik heb niets nodig.)
Alles (Alles)Hij heeft alles betaald. (Hij heeft alles betaald.)

Oefening 1: Bijwoorden van hoeveelheid (veel, weinig, genoeg,...)

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

genoeg, veel, niets, alles, een beetje

1. -:
Zij wil ... geld lenen.
(Zij wil een beetje geld lenen.)
2. +:
Hij heeft ... geld bij zich.
(Hij heeft veel geld bij zich.)
3. --:
Ik heb ... in mijn portemonnee.
(Ik heb niets in mijn portemonnee.)
4. =:
Heb je ... geld om te betalen?
(Heb je genoeg geld om te betalen?)
5. ++:
Hij heeft ... afgerekend bij de kassa.
(Hij heeft alles afgerekend bij de kassa.)
6. -:
Wil je ... suiker in je thee?
(Wil je een beetje suiker in je thee?)

Oefening 2: Meerkeuze

Instructie: Kies de juiste oplossing

1. Hij heeft ___ euro's in zijn portemonnee.

2. Er is ___ wisselgeld in de kassa vandaag.

3. Heeft u ___ munten om te betalen?

4. Zij geeft ___ korting op de prijs.

5. Ik heb ___ betaald, want ik kreeg alles cadeau.

6. We hebben ___ geteld, het geld klopt.