- 'Veel' en 'weinig' worden met telbare en ontelbare woorden gebruikt.
- 'Een beetje' gebruik je alleen bij ontelbare woorden.
- 'Alles' en 'niets' verwijzen naar een totaal of afwezigheid.
Bijwoord (Bijwoord) | Voorbeeld (Voorbeeld) |
---|---|
Veel (Veel) | Hij heeft veel geld. (Hij heeft veel geld.) |
Weinig (Weinig) | Er is weinig melk in de winkel. (Er is weinig melk in de winkel.) |
Een beetje (Een beetje) | Wil je een beetje suiker? (Wil je een beetje suiker?) |
Genoeg (Genoeg) | Heb je genoeg geld? (Heb je genoeg geld?) |
Niets (Niets) | Ik heb niets nodig. (Ik heb niets nodig.) |
Alles (Alles) | Hij heeft alles betaald. (Hij heeft alles betaald.) |
Oefening 1: Bijwoorden van hoeveelheid (veel, weinig, genoeg,...)
Instructie: Vul het juiste woord in.
genoeg, veel, niets, alles, een beetje
Oefening 2: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. Hij heeft ___ euro's in zijn portemonnee.
2. Er is ___ wisselgeld in de kassa vandaag.
3. Heeft u ___ munten om te betalen?
4. Zij geeft ___ korting op de prijs.
5. Ik heb ___ betaald, want ik kreeg alles cadeau.
6. We hebben ___ geteld, het geld klopt.