Klank (Klank) | Voorbeelden (Voorbeelden) |
---|---|
ui | Huis, lui, muis (Huis, lui, muis) |
ou | Koud, goud, hout (Koud, goud, hout) |
eu | Neus, deur, geur (Neus, deur, geur) |
oe | Boek, moe, doel (Boek, moe, doel) |
mix | Zoet, zout, zuid (Zoet, zout, zuid) |
Oefening 1: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. Hoe laat ____ je het antwoord geven?
2. Waarheen ____ je vanavond?
3. Waarom ____ hij niet op mijn vragen?
4. Hoeveel boeken ____ je gelezen?
5. Wanneer ____ je de vragen stellen?
6. Wat ____ je antwoorden op die vraag?