- Wederkerende werkwoorden gebruiken 'me', 'je', 'zich' als voornaamwoord.
Persoon (Persoon) | Vervoeging (Vervoeging) | Wederkerend voornaamwoord (Wederkerend voornaamwoord) |
---|---|---|
Ik | was | me |
Jij | wast | je |
Hij/Zij | wast | zich |
Wij | wassen | ons |
Jullie | wassen | je |
Zij | wassen | zich |
Oefening 1: Wederkerende werkwoorden (zich wassen, zich scheren)
Instructie: Vul het juiste woord in.
was me, scheert je, vergist zich, wassen zich, haasten je, herinner me, schaamt zich
Oefening 2: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. Ik was ___ elke ochtend voordat ik naar het werk ga.
2. Jij wast ___ gezicht na het fietsen.
3. Hij scheert ___ elke dag voordat hij naar kantoor gaat.
4. Wij wassen ___ handen voor het eten.
5. Jullie wassen ___ haren twee keer per week.
6. Zij wassen ___ altijd snel om op tijd te zijn.