10K+ studenten - 4.8/5

Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

Wil je eindelijk Nederlands spreken? Boek een les met een van onze docenten!

Schrijf je nu in!

Woordenschat (23)

 De aardappel: De aardappel (Nederlands)

Ik eet de aardappel vandaag.

Show

Ik eet de aardappel vandaag. Show

De aardappel

Show

De aardappel Show

 Het avondeten: Het avondeten (Nederlands)

Het avondeten is op zaterdag om zeven uur.

Show

Het avondeten is op zaterdag om zeven uur. Show

Het avondeten

Show

Het avondeten Show

 De koffie: De koffie (Nederlands)

Vandaag drink ik de koffie.

Show

Vandaag drink ik de koffie. Show

De koffie

Show

De koffie Show

 Het water: Het water (Nederlands)

Ik drink het water graag 's ochtends.

Show

Ik drink het water graag 's ochtends. Show

Het water

Show

Het water Show

 Het ontbijt: Het ontbijt (Nederlands)

Het ontbijt is om acht uur.

Show

Het ontbijt is om acht uur. Show

Het ontbijt

Show

Het ontbijt Show

 De thee: De thee (Nederlands)

Ik drink 's morgens de thee.

Show

Ik drink 's morgens de thee. Show

De thee

Show

De thee Show

 De paprika: De paprika (Nederlands)

De paprika is rood en fris.

Show

De paprika is rood en fris. Show

De paprika

Show

De paprika Show

 De tomaat: De tomaat (Nederlands)

Ik heb de tomaat in mijn lunch.

Show

Ik heb de tomaat in mijn lunch. Show

De tomaat

Show

De tomaat Show

 De knoflook: De knoflook (Nederlands)

De knoflook is in het avondeten.

Show

De knoflook is in het avondeten. Show

De knoflook

Show

De knoflook Show

 De komkommer: De komkommer (Nederlands)

Ik eet de komkommer bij de lunch.

Show

Ik eet de komkommer bij de lunch. Show

De komkommer

Show

De komkommer Show

 De sla: De sla (Nederlands)

Eet jij de sla vandaag?

Show

Eet jij de sla vandaag? Show

De sla

Show

De sla Show

 De ui: De ui (Nederlands)

De ui is wit en rond.

Show

De ui is wit en rond. Show

De ui

Show

De ui Show

 De wortel: De wortel (Nederlands)

Ik eet een wortel vandaag.

Show

Ik eet een wortel vandaag. Show

De wortel

Show

De wortel Show

 De appel: De appel (Nederlands)

Zij eten nu de appel.

Show

Zij eten nu de appel. Show

De appel

Show

De appel Show

 De sinaasappel: De sinaasappel (Nederlands)

Ik eet de sinaasappel als ontbijt.

Show

Ik eet de sinaasappel als ontbijt. Show

De sinaasappel

Show

De sinaasappel Show

 De banaan: De banaan (Nederlands)

De banaan is geel en ik eet die.

Show

De banaan is geel en ik eet die. Show

De banaan

Show

De banaan Show

 De eieren: De eieren (Nederlands)

Ik eet een ei bij het ontbijt.

Show

Ik eet een ei bij het ontbijt. Show

De eieren

Show

De eieren Show

 Het zout: Het zout (Nederlands)

Ik eet graag met het zout op mijn ei.

Show

Ik eet graag met het zout op mijn ei. Show

Het zout

Show

Het zout Show

 De melk: De melk (Nederlands)

De melk is koud vandaag.

Show

De melk is koud vandaag. Show

De melk

Show

De melk Show

 Het brood: Het brood (Nederlands)

Ik eet het brood met kaas vandaag.

Show

Ik eet het brood met kaas vandaag. Show

Het brood

Show

Het brood Show

 De kaas: De kaas (Nederlands)

De kaas is voor de lunch vandaag.

Show

De kaas is voor de lunch vandaag. Show

De kaas

Show

De kaas Show

 Eten (eten) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Hij eet pasta op maandagavond.

Show

Hij eet pasta op maandagavond. Show

Eten

Show

Eten Show

Gespreksoefening

  1. Zeg wat de mensen op de foto doen. (Zeg wat de mensen op de foto doen.)
  2. Noem de namen van de gerechten op de foto's. (Zeg de naam van de gerechten op de foto's.)
  3. Wat eet of drink je? (Wat eet of drink je?)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten

Voorbeeldzinnen:

Het meisje eet een boterham.

Het meisje eet een boterham.

De man drinkt water.

De man drinkt water.

De jongen eet eieren.

De jongen eet eieren.

De vrouw drinkt een koffie.

De vrouw drinkt een koffie.

Ik zie thee.

Ik zie thee.

Ik drink water en koffie of thee.

Ik drink water en koffie of thee.

...

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

De koffie


De koffie

2

Het avondeten


Het avondeten

3

De wortel


De wortel

4

De eieren


De eieren

5

De sla


De sla

Aanvullend leermateriaal

Bijlage 1: Uitgebreide vocabulaire tabel

Kernwoordenschat (23): Werkwoorden: 2, Zelfstandige naamwoorden: 21,

Nederlands Nederlands
De aardappel De aardappel
De appel De appel
De banaan De banaan
De eieren De eieren
De kaas De kaas
De knoflook De knoflook
De koffie De koffie
De komkommer De komkommer
De melk De melk
De paprika De paprika
De sinaasappel De sinaasappel
De sla De sla
De thee De thee
De tomaat De tomaat
De ui De ui
De wortel De wortel
Drinken Drinken
Eten Eten
Het avondeten Het avondeten
Het brood Het brood
Het ontbijt Het ontbijt
Het water Het water
Het zout Het zout

Bijlage 2: Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les

Ontbijten ontbijten

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

Nederlands Nederlands
ik ontbijt ik ontbijt
jij ontbijt jij ontbijt
hij/zij/het ontbijt hij/zij/het ontbijt
wij ontbijten wij ontbijten
jullie ontbijten jullie ontbijten
zij ontbijten zij ontbijten

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Drinken drinken

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

Nederlands Nederlands
ik drink ik drink
jij drinkt jij drinkt
hij/zij/het drinkt hij/zij/het drinkt
wij drinken wij drinken
jullie drinken jullie drinken
zij drinken zij drinken

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Nederlands oefenen? Dat kan! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏